Koptekst overslaan
 

Tussen modi schakelen met de functietoetsen (bij gebruik van het Smart Operation Panel)

U kunt tussen modi schakelen door op de functietoetsen bovenaan het scherm te drukken.

Genummerde afbeelding van het scherm van het bedieningspaneel

  1. Functietoetsen

U kunt de functietoetsen gebruiken wanneer [Functietoets] in Schermeigenschappen is ingeschakeld. Zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.

U kunt aan de functietoetsen veelgebruikte functies toewijzen door de volgende procedure te volgen:

1Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

2Druk op het pictogram [Gebruikerstools] (Illustratie van het bedieningspaneelscherm) in het [Home]-scherm.

3Druk op [Schermeigenschappen].

4Druk op [Apparaatinstellingen van scherm].

5Druk op [Functietoets-instellingen].

6Selecteer [Functietoets 1], [Functietoets 2] of [Functietoets 3] waaraan u een functie wilt toewijzen.

7Druk op [Toegewezen functie].

8Selecteer in de lijst een functie die u wilt toewijzen.

9Druk op [Weergavenaam].

10Voer de functienaam in die op de toets moet verschijnen.

11Druk op [OK].

12Druk op [Home] (Schermafbeelding bedieningspaneel) onderaan in het midden van het scherm.

De functietoets wordt bovenaan het scherm weergegeven.