Schakel de SSL/TLS-instelling in nadat u het apparaatcertificaat heeft geïnstalleerd op het apparaat.
Deze procedure wordt gebruikt voor een zelfgemaakt certificaat, maar ook voor een certificaat dat door een certificeringsinstantie is uitgegeven.
Log via Web Image Monitor in als de netwerkbeheerder.
Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Configuratie].
Klik op [SSL/TLS] onder "Beveiliging".
Selecteer voor IPv4 en IPv6 "Actief" als u SSL/TLS wilt inschakelen.
Selecteer de communicatiemodus met codering voor "Toestemming SSL/TLS communicatie".
Als u een protocol wilt uitschakelen, klik dan op [Inactief] naast "TLS1.2", "TLS1.1", "TLS1.0" of "SSL3.0".
Ten minste één van deze protocollen moet worden ingeschakeld.
Geef onder "Coderingsniveau-instelling" het coderingsniveau op dat moet worden toegepast op "AES", "3DES", en/of "RC4". U moet tenminste één selectievakje aanvinken.
Let op dat de beschikbare coderingsniveaus afhankelijk zijn van de instellingen die u heeft opgegeven voor "TLS1.2", "TLS1.1", "TLS1.0" of "SSL3.0".
Klik op [OK].
“Bijwerken...” verschijnt. Wacht 1 of 2 minuten en klik vervolgens op [OK].
Als het vorige scherm niet wordt weergegeven nadat u op [OK] heeft geklikt, wacht u even en vernieuwt u vervolgens de internetbrowser.
Log uit.
Als u "Toestemming SSL/TLS communicatie" op [Alleen cijfertekst] instelt, wordt communicatie onmogelijk als u een protocol selecteert dat geen internetbrowser ondersteunt of als u alleen een coderingsniveau-instelling opgeeft. Als dit het geval is, schakelt u communicatie in door [Toestemming SSL / TLS communicatie] in te stellen op [Cf.tkst/Cleartext] met het bedieningspaneel van het apparaat en vervolgens het juiste protocol en coderingsniveau op te geven.
De versie van SSL/TLS en coderingsniveau-instellingen kunnen gewijzigd worden, zelfs onder [Netwerkbeveiliging].
Afhankelijk van de status die u opgeeft voor "TLS1.2", "TLS1.1", "TLS1.0" en "SSL3.0", kan het apparaat wel of niet verbinding maken met een externe LDAP-server.