Dit is een verificatiemethode voor het beperken van toegang tot functies aan de hand van een gebruikerscode. Dezelfde code kan door meerdere gebruikers worden gebruikt.
Voor meer informatie over het opgeven van gebruikerscodes, zie de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.
Voor meer informatie over het opgeven van de gebruikerscode in het printer- of TWAIN-stuurprogramma, zie de Help-functie van het stuurprogramma.
Raadpleeg de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma als u meer wilt weten over het opgeven van de gebruikerscode voor het LAN-faxstuurprogramma.
Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerderstoepassingen].
Druk op [Volg.].
Druk op [Gebruikersverificatie management].
Selecteer [Gebr.code ver.].
Als u gebruikersverificatiebeheer niet wilt inschakelen, selecteert u [Uit].
Selecteer in “Functies om te beperken” de functies die u wilt beperken.
Als de functie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, druk dan op [Volg.].
De geselecteerde functie is afhankelijk van gebruikerscodeverificatie. Gebruikerscodeverificatie wordt niet op functies toegepast die niet geselecteerd zijn.
Voor meer informatie over het beperken van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Selecteer voor het instellen van verificatie van afdruktaken een ander item dan [PC-besturing] voor "Printer" onder "Functies om te beperken".
Als de items niet worden weergegeven, drukt u op [Volgende].
Ga verder met stap 14 wanneer u geen afdruktaakverificatie wilt opgeven.
Druk op [Volg.].
Selecteer het niveau “Verif. afdruktaak”.
Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.
Als u [Compleet] of [Simpel (Alles)] selecteert, ga dan verder met stap 14.
Als u [Eenvoudig (Bep.)] selecteert, ga dan door naar stap 11.
Druk op [Wijzigen] voor Bereik van beperking.
Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Bep.)] moet worden toegepast op "Verif. afdruktaak".
U kunt het bereik van het IPv4-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast. Ook kunt u hier opgeven of de instelling moet worden toegepast op de parallelle interfaces en de USB-interfaces.
Druk op [Afsluiten].
Druk op [OK].
Druk op [Uitlog.].
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Als u op [OK] klikt, wordt u automatisch uitgelogd.