In dit onderdeel wordt beschreven hoe u Persoonlijke boxen kunt programmeren.
U kunt de volgende items programmeren:
Boxnaam (verplicht)
Maximaal 20 tekens lang.
SUB Code (verplicht)
Maximaal 20 tekens lang en kan bestaan uit cijfers [0]–[9], [], [] en spaties (het eerste teken mag geen spatie zijn).
Wachtwoord (optioneel)
Maximaal 20 tekens lang en kan bestaan uit cijfers [0]–[9], [], [] en spaties (het eerste teken mag geen spatie zijn).
Als u een wachtwoord programmeert, wordt een merkteken getoond voor de boxnaam.
Ontvanger (optioneel)
U kunt voor iedere Persoonlijke box één bezorgbestemming programmeren. Geef een bezorgbestemming op die in het adresboek is geregistreerd. U kunt de fax-, IP-fax-, internetfax-, e-mail-, map of cloudfaxbestemming instellen als verzendbestemming.
U kunt boxen bewerken op dezelfde wijze als dat u ze programmeert. Boxen die in gebruik zijn kunnen echter niet worden bewerkt.
Voor meer informatie over deze functie, zie Persoonlijke boxen.
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Algemene Instellingen].
Druk op [Box instelling].
Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is.
Selecteer een box om te programmeren.
Als u een nieuwe box programmeert, druk dan op [Niet geprogr.].
Als u een reeds geprogrammeerde box wilt wijzigen, drukt u erop en gaat u vervolgens verder naar stap 8. Als een wachtwoord is geprogrammeerd, voert u het wachtwoord in met de cijfertoetsen en drukt u op [OK].
Druk op [Persoonlijke box].
Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
Voer een SUB-code in met de cijfertoetsen.
Als u de SUB-code wilt wijzigen, drukt u op [Wissen] en probeert u het opnieuw. Als u een boxnaam wil wijzigen, drukt u op [Boxnaam] en herhaalt u de procedure vanaf stap 7.
Geef een wachtwoord op indien nodig.
Druk op [Wachtwoord], voer een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk vervolgens op [OK].
Geef een ontvanger op indien nodig.
Druk op [Ontvanger], selecteer een bestemming uit de bestemmingslijst en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Fax], [Internet fax], [E-mail] of [Map] om het type verzending te veranderen.
U kunt ook een cloudfaxbestemming opgeven die wordt weergegeven onder het tabblad [Fax].
Als u een internetfax- of een e-mailbestemming als ontvanger opgeeft, configureert u de instellingen in [Beveiliging] indien nodig.
Om e-mailberichten te coderen, drukt u op [Codering].
Om een handtekening toe te voegen aan een e-mailbericht, drukt u op [Handtekening].
Als u de instellingen hebt geconfigureerd, drukt u op [OK].
Druk op [OK].
Druk twee keer op [Afsluiten].
Voor meer informatie over de instelling [Beveiliging], zie Codering en handtekeningen voor internetfaxen en e-mails.