Als de printer niet meer werkt of als het papier of de toner op is, kunt u de bestanden in het faxgeheugen naar een ander apparaat verzenden om deze af te drukken. Let op: deze functie zendt alle bestanden door die in het geheugen zijn opgeslagen, dus ook de bestanden die met Geheugenbeveiliging zijn ontvangen. Gebruik deze functie alleen in noodgevallen.
Een faxnummer of IP-faxbestemming kan worden ingesteld als een doorzendbestemming. Een internetfax, e-mailadres of mapbestemming kan niet worden ingesteld als doorzendbestemming.
Als u "SIP" en "H. 323" op het scherm wilt weergeven, stelt u de juiste instellingen onder "Oorspr. instellingen" in het menu Faxeigenschappen in. Als u gebruikmaakt van SIP, geeft u "IP-fax SIP inschakelen" en "SIP instellingen" op. Als u H.323 gebruikt, geeft u "IP-fax H.323 inschakelen" en "H.323 instellingen" op. Voor meer informatie over deze instellingen, zie Oorspronkelijke instellingen.
Druk op [Faxeigenschappen].
Druk op [Verzendinstellingen].
Druk op [Verz. van geh.bestand (als afdr. niet kan)].
Selecteer de lijn of het protocol van de doorzendbestemming.
Selecteer de lijn of het protocol in [Selecteer lijn]. Als u een IP-faxbestemming opgeeft, drukt u op [H.323] of [SIP].
Voer de doorzendbestemming in.
Geef waar nodig SUB-/SID-codes op.
Druk op [TX SUB Code], voer de SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Indien een wachtwoord vereist is, drukt u op [Wachtwoord (SID)], voert u de SUB-code in met de cijfertoetsen en drukt u vervolgens op [OK].
Druk op [Starten].
Druk op [Afsluiten].
Het document wordt na het doorsturen niet gewist. Het blijft in het apparaat opgeslagen.
De volgende documenten kunnen onder andere worden doorgestuurd: vertrouwelijke documenten, documenten die worden ontvangen met geheugenbeveiliging en documenten die worden ontvangen en opgeslagen op de harde schijf.