Druk op [Bewerken/Kleur].
Druk twee keer op [Stempel].
Druk op [Paginanummering].
Selecteer de stijl voor de paginanummering.
Druk op [Wijzigen] onder [Stempel positie].
Selecteer de gewenste stempelpositie en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Wijzigen] onder [Nummering wijzigen].
Geef de benodigde instellingen op in het scherm en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Stempelkleur].
Selecteer de stempelkleur en druk vervolgens op [OK].
Druk drie keer op [OK].
Als u deze functie combineert met de functie Duplex (Boven/boven) en [P1,P2...] of [1/5,2/5...] selecteert, worden de paginanummers op de achterzijde als volgt afgedrukt:
Wanneer de functie Paginanummering wordt gebruikt in combinatie met de functie Combineren of een boekbindfunctie, zoals Boekje, worden paginanummers als volgt afgedrukt:
[Per origineel] is geselecteerd bij [Paginanummering in combimodus]:
Met de functies 1-zijdig combineren of 2-zijdig combineren
Met de functie Tijdschrift of Boekje
Met de functie Tijdschrift en Combineren of Boekje en Combineren
[Per kopie] is geselecteerd bij [Paginanummering in combimodus]:
Met de functies 1-zijdig combineren of 2-zijdig combineren
Met de functie Tijdschrift en Combineren of Boekje en Combineren
Voor meer informatie over stempelposities, zie Stempels.
U kunt de instellingen voor Paginanummering wijzigen onder [Paginanummering] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Paginanummering.
U kunt de stempelpositie wijzigen indien Combineren of Duplex is opgegeven voor gebruik met deze functie onder [Positie duplex achterkant stempelen: T/T], [Positie duplex achterkant stempelen: T/B] of [Paginanummering in combimodus] in Gebruikerstools. Voor meer informatie over deze instellingen, zie Paginanummering.