In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de codering van verzonden gegevens inschakelt en hoe u de beheerdersaccount moet configureren. Als u betere beveiliging wenst, kiest u de volgende instelling voordat u de printer gaat gebruiken.
Zet de printer aan.
Druk op de [User Tools]-knop.

Voer het IPv4-adres voor de printer in.
[Systeeminstellingen] |
Voor meer informatie, zie de Gebruiksaanwijzing.
Geef het e-mailadres van de beheerder van deze printer op.
[Systeeminstellingen] |
Creƫer en installeer het apparaatcertificaat via het bedieningspaneel.
Voor meer informatie over de installatie van het apparaatcertificaat, zie Het communicatiepad via een apparaatcertificaat beschermen.
Gebruik voor het e-mailadres van het apparaatcertificaat het adres dat is opgegeven in stap 4.
Wijzig de gebruikersnaam en het wachtwoord van de beheerder.
Voor meer informatie over het opgeven van gebruikersnamen en wachtwoorden voor beheerders, zie Beheerdersverificatie configureren.
Verbind het apparaat met de algemene netwerkomgeving waar u gebruik van maakt.