De papierformaatinstelling wordt voor elke papierlade op dezelfde wijze gewijzigd.
In het volgende voorbeeld wordt de papierformaatinstelling van lade 2 veranderd.
![]()
Controleer of de rand van het papier aan de rechterzijde is uitgelijnd.
Schuif de zijwanden tot ze zijn uitgelijnd met de zijden van het papier en vergrendel de zijwanden daarna. Als er speling zit tussen de zijgeleiders en het papier kan de afbeelding onjuist worden uitgelijnd, papier met een gewicht van 52–59 g/m2 (14–15 lb. bankpost) kan kreukelen.
Als een papierlade te hard dicht geduwd wordt, kunnen de zijwanden van de lade van hun plaats raken.
Wanneer u een klein aantal vellen plaatst, moet u ervoor zorgen dat u de zijgeleiders niet te ver naar binnen drukt. Als de zijgeleiders te strak tegen het papier aanliggen, kunnen de randen gaan vouwen, kan het papier onjuist worden ingevoerd of als het een gewicht heeft tussen 52–59 g/m2 (14–15 lb. bankpost) kan het gaan kreukelen.
Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en trek de lade dan voorzichtig open tot deze stopt.

Verwijder het papier indien aanwezig.
Ontgrendel de zijwanden.

Terwijl u op de vrijgavehendel drukt, schuiven de zijafscheidingen naar buiten.

Schuif de eindgeleider naar buiten.

Knijp in de ontgrendelingshendels van de eindgeleider.
Schuif de eindgeleider naar buiten.
Maak een nette stapel van het papier en plaats het met de afdrukzijde naar beneden.
Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering.

Duw de achter- en zijgeleiders voorzichtig tegen het geplaatste papier aan.

Vergrendel de zijwanden weer.
Schuif de papierlade voorzichtig volledig naar binnen.
Controleer het papierformaat op het display.