Als u afdrukt op enveloppen, plaats de enveloppen dan in de handinvoer of lade 2-5 en volg onderstaande procedure voor het opgeven van enveloptype en -dikte.
Druk op de [Menu]-knop en selecteer de instellingen met de toetsen [ ] of [ ].
Selecteer [Papierinvoer] Druk op [OK]
Selecteer [Papierformaat: (ladenaam)] Druk op [OK]
Selecteer het enveloptype Druk op [OK]
Selecteer [Papiertype: (ladenaam)] Druk op [OK]
Selecteer [Envelop] Druk op [OK]
Druk op [Escape]
Selecteer [Onderhoud] Druk op [OK]
Selecteer [Algemene instellingen] Druk op [OK]
Selecteer [Envelopinstelling] Druk op [OK]
Selecteer de bronlade waarvoor u de papierdikte wilt wijzigen Druk op [OK]
Selecteer de papierdikte Druk op [OK]
Voor meer informatie over de enveloptypen die in elke lade geplaatst kunnen worden, zie Specificaties papierformaat en Specificaties papiertype.
Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen, zie Enveloppen plaatsen.
Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als het bedieningspaneel. Voor meer informatie over papier instellen via het printerstuurprogramma, zie Afdrukken op enveloppen.