Als [Synchroon snijden] is geselecteerd, kunt u een marge maken langs de voorste en achterste invoerzijde van de kopie.
![]()
Deze functie kunt u niet gebruiken met de handinvoerlocatie.
Deze functie heeft de volgende twee types:
Bovenmarge
Hiermee voegt u een marge toe aan de bovenrand van de kopie.

Rechtsonder
Hiermee voegt u een marge toe aan de onderrand van de kopie.

Bij gebruik van de toepassing Kopie

Voor informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie "[Kopie]-scherm".
Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek)
Druk op [Bewerken/Kleur].

Druk op [Marge aanp.].
Druk op [Bovenmarge].
Geef de marge op met [
] of [
].
Druk op [Ondermarge].
Geef de marge op met [
] of [
] en druk op [OK].
[Synchroon snijden] wordt automatisch geselecteerd.
![]()
Als u op [
] of [
] drukt, kunt u de breedte veranderen in stappen van 1 mm (0,1 inch). U wijzigt de breedte in stappen van 10 mm (1 inch) door de betreffende toets ingedrukt te houden.
U kunt een marge van 0 tot 200 mm (0 tot 7,9 inch) opgeven.
U kunt de boven- en ondermarges tegelijk opgeven.
De lengte van een kopie is de lengte van het origineel plus de marges. De lengte van een origineel wordt automatisch opgegeven in de modus Synchroon snijden.
Als u de marge te groot instelt voor het origineel, worden delen van de afbeelding mogelijk niet gekopieerd.
U kunt de instellingen voor Marge aanpassing wijzigen onder [Bewerken] in Gebruikerstools. Voor meer informatie, zie Bewerken.