Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd.
Druk op de [Home]-knop aan de linker bovenkant van het bedieningspaneel en druk op het pictogram [Printer] op het [Home]-scherm.
Druk op het tabblad [Afdruktaken].
Druk op [Uitgest. afdr.tk].
Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken.
U kunt alle uitgestelde afdrukbestanden in één keer selecteren door na selectie van één bestand op [Select. alle tk. ] te drukken.
Druk op [Afdrukken].
Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen en druk daarna op [Afdrukken].
Als u het aantal kopieën wijzigt als meerdere documenten worden geselecteerd, zal het nieuw gespecificeerde aantal kopieën worden afgedrukt voor alle geselecteerde documenten. Als u het aantal niet wijzigt, wordt het aantal kopieën dat is gedefinieerd tijdens het opslaan van de documenten afgedrukt voor elk document.
Als het afdrukken van een uitgesteld afdrukbestand op een bepaalde tijd gepland is en u wilt het bestand al eerder afdrukken, druk het document dan af via het bedieningspaneel.
Om het afdrukken te stoppen nadat het is gestart, drukt u op de knop [Job Reset] of [Stop] Het bestand wordt dan verwijderd.
U kunt een uitgestelde afdruktaak ook met Web Image Monitor afdrukken. Zie de helpfunctie van Web Image Monitor voor meer informatie.