Koptekst overslaan
 

Beheerderstoepassingen

Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Beheerder toepassingen onder Systeeminstellingen.

Beheerder toepassingen worden door de beheerder gebruikt. Neem contact op met de beheerder als u deze instellingen wilt wijzigen.

We raden u aan om beheerderverificatie in te stellen voordat u instellingen voor Beheerder toepassingen opgeeft.

Adresboekmanagement

U kunt informatie dat in het adresboek is opgeslagen toevoegen, wijzigen of verwijderen.

Voor meer informatie, zie Adresboek.

  • Programmeren/Wijzigen

    U kunt zowel namen als gebruikerscodes invoeren en wijzigen.

    • Namen

      Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, weergaveprioriteit en titelselectie te registreren.

    • Verif. info

      U kunt een gebruikerscode registreren en de functies opgeven die voor elke gebruikerscode beschikbaar zijn. Het is ook mogelijk om gebruikersnamen en wachtwoorden te registreren die worden gebruikt voor het versturen van e-mail, het versturen van bestanden naar mappen of voor toegang tot een LDAP-server. Gebruikerscodes of gebruikersnamen en wachtwoorden die hier zijn geregistreerd, worden ook gebruikt voor de functie Beperking volume printergebruik.

    • Beveiliging

      U kunt een beveiligingscode registreren.

    • Faxbestemm.

      U kunt het volgende registreren: faxnummer, internationale TX-modus, faxkoptekst, het invoegen van een label, IP-faxbestemming en protocol.

    • E-mail

      U kunt een e-mailbestemming registreren.

    • Map

      U kunt het protocol, pad, poortnummer en de servernaam registreren.

    • Toev aan grp

      U kunt een gebruiker of gebruikersgroep registreren die in het adresboek bij een groep zijn geregistreerd.

  • Verwijderen

    U kunt een naam uit het adresboek verwijderen.

    Voor meer informatie over elke instelling onder "Adresboekbeheer", zie Adresboek.

U kunt maximaal 2000 gebruikers registreren.

U kunt maximaal 1000 gebruikerscodes en gebruikersnamen voor login registreren.

U kunt ook namen in het adresboek registreren en beheren met behulp van Web Image Monitor.

Zie de Veiligheidshandleiding voor details over de instelling van afdrukvolumebeperking op het tabblad Beveiliging.

Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen

Namen die geregistreerd staan in het adresboek kunnen aan een groep worden toegevoegd. Hiermee kunt u eenvoudig de namen beheren die in elke groep zijn geregistreerd.

U kunt maximaal 100 groepen registreren.

  • Programmeren/wijzigen

    U kunt groepen registreren en wijzigen.

    • Namen

      Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, weergaveprioriteit en titelselectie te registreren.

    • Geprogr. Gebr./Groep

      U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren.

    • Beveiliging

      U kunt een beveiligingscode registreren.

    • Toev aan grp

      U kunt groepen die zijn geregistreerd in het adresboek in een groep plaatsen.

  • Verwijderen

    U kunt een groep uit het adresboek verwijderen.

Voor meer informatie over het registreren van namen bij een groep, zie Namen in een groep registreren.

U kunt ook groepen in het adresboek registreren en beheren met Web Image Monitor.

Adresboek: Volgorde wijzigen

U kunt de volgorde van de geregistreerde namen wijzigen.

Voor details over het wijzigen van de volgorde van de namen in het adresboek, zie De volgorde van geregistreerde namen wijzigen.

Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst

U kunt bestemmingslijsten die in het adresboek staan geregistreerd, afdrukken.

  • Afdrukken op volgorde van titel 1

    Hiermee wordt het adresboek in de volgorde van titel 1 afgedrukt.

  • Afdrukken op volgorde van titel 2

    Hiermee wordt het adresboek in de volgorde van titel 2 afgedrukt.

  • Afdrukken op volgorde van titel 3

    Hiermee wordt het adresboek in de volgorde van titel 3 afgedrukt.

  • Lijst groepkiesnrs. afdrukken

    Hiermee wordt het groepsadresboek afgedrukt.

    Voor meer informatie over het afdrukken van bestemmingslijsten, zie Bestemmingslijsten afdrukken.

Adresboek: Titel bewerken

U kunt de titel bewerken om een gebruiker gemakkelijk te vinden.

Voor meer informatie over het bewerken van titels, zie Titels bewerken.

Adresboek: Titel veranderen

Selecteer een sorteertitel voor gebruikersnamen van [Titel 1] tot [Titel 3].

Standaardinstelling: [Titel 1]

Voor meer informatie over het sorteren van titels, zie Gebruikersinformatie registreren.

Back-up/herstel: aangepaste gebruikersinstellingen & adresboek

Met een SD-kaart kunt u een back-up van het adresboek en de gebruikersinstellingen van het apparaat maken en deze back-upgegevens weer op het apparaat herstellen.

Neem voor meer informatie over het installeren en verwijderen van de SD-kaart contact op te nemen met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.

Met Gegevens herstellen overschrijft u adresboekgegevens die op het apparaat zijn opgeslagen en wist u de teller van elke geregistreerde gebruiker van het apparaat.

U kunt ook een back-up van het adresboek van het apparaat maken en herstellen met Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie de Help-functie van Web Image Monitor.

  • Reservekopie

    U kunt een back-up van het adresboek en de gebruikersinstellingen van het apparaat op een SD-kaart opslaan.

  • Herstellen

    U kunt de back-upkopie van het adresboek en gebruikersinstellingen van een SD-kaart herstellen.

  • Indeling

    U kunt een SD-kaart formatteren.

  • Info Geh.opslagapp. verkrijgen

    U kunt tevens de vrije ruimte en de eigenschappen van de SD-kaart controleren.

Instellingen gegevensoverdracht voor automatisch programmeren adresboek

Door Instell. gegevensoverdracht vr autom. programm. adresbk te gebruiken, kunt u gebruikersverificatie-informatie overbrengen die reeds geregistreerd is in het adresboek van Windows-verificatie of LDAP-verificatie.

Standaardinstelling: [Niet overdragen]

Als u [Gegevens overdragen] selecteert, gebruik dan de cijfertoetsen om het registratienummer in te voeren van de gegevens die u wilt overbrengen vanuit een adresboek.

Windows-verificatie of LDAP-verificatie dient opgegeven te zijn om gebruik te kunnen maken van deze functie. Voor meer informatie, zie de Veiligheidshandleiding.

Gebruiker autom. uit adresboek verwijd.

Als de limiet voor het maximum aantal registraties wordt bereikt en het toevoegen van een nieuwe account wordt aangevraagd, kan de oudste account worden verwijderd en een nieuwe account worden geregistreerd volgens de gebruikersinstellingen.

De nieuwe account die hierboven wordt beschreven, is een account die automatisch wordt geregistreerd in het adresboek en wordt niet door een gebruiker willekeurig geregistreerd in het adresboek.

Standaardinstelling: [Uit]

Alle gegevens uit het adresboek verwijderen

U kunt alle gegevens uit het adresboek verwijderen.

Teller weergeven/afdrukken

Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken.

  • Teller weergeven/afdrukken

    Geeft het aantal afdrukken weer voor elke functie (Totaal, Kopieerapparaat, Printer, Fax-afdrukken, Duplex, Verz./ TX tot., Faxverzending, Verz.nr.Scan, Dekking).

  • Tellerlijst afdrukken

    Hiermee kunt u een lijst afdrukken met daarop het aantal afdrukken voor elke functie.

Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker

Hiermee kunt u het aantal afdrukken dat met een gebruikerscode geopend is, bekijken, afdrukken en terugzetten op 0.

Druk op [Pijl-omhoogVorige] en [Pijl-omlaagVolg.] om alle afdrukaantallen weer te geven.

Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerstanden in Teller weergeven/afdrukken.

  • Tellerlijst afdrukken voor Alle gebruikers

    Drukt de tellerstanden af voor alle gebruikers.

  • Tellerlijst voor Alle gebruikers wissen

    Stelt de tellerstanden voor alle gebruikers opnieuw in.

  • Tellerlijst afdrukken Per gebruiker

    Drukt de tellerstanden af voor iedere gebruiker.

  • Tellerlijst Wissen per gebruiker

    Reset de tellerstand voor iedere gebruiker.

  • Alles op pag. select.

    Selecteer alle gebruikers op de pagina.

Voor meer informatie over het afdrukken van de teller, zie De teller voor elke gebruiker afdrukken en De teller voor alle gebruikers afdrukken.

Milieuvriendelijke teller weergeven / wissen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Milieuvriendelijke teller per gebruiker weergeven / wissen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Milieuvriendelijke teller periode / bericht van beheerder

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Actie v app. als limiet is bereikt

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Afdrukvolumegebruik beperken: telinstelling per eenheid

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Verbeterde beperking afdrukvolumegebruik

U kunt de functie Verbeterde beperking afdrukvolumegebruik inschakelen via Software Development Kit-

toepassingen. Deze instelling kan worden geselecteerd voor "Traceertoestemming" en "Afdrukken stoppen". Tracking verwijst naar de traceerrecords met informatie over het apparaat.

Standaardinstelling van "Traceertoestemming": [Uit]

Standaardinstelling van "Afdrukken stoppen": [Uit]

Als u "Traceertoestemming" instelt op [Aan], zal de Software Development Kit-toepassing de traceringsinformatie van het apparaat verzamelen en het aantal berekenen.

Als u "Afdrukken stoppen" instelt op [Aan], zal de Software Development Kit-toepassing een afdruktaak van het apparaat annuleren.

Afdr.vol.gebr beperkn : Stndrd limietwaarde

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Gebruik van mediasleuf

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Gebruikersverificatiebeheer

  • Gebr.code ver.

    Met Gebruikerscodeverificatie kunt u beschikbare functies beperken en hiermee toezien op het gebruik van de functie.

    Wanneer u Gebruikerscodeverificatie gebruikt, registreer dan de gebruikerscodes.

    Met de Printer PC-besturingsfunctie kunt u een logboek met afdrukken genereren die overeenstemmen met de codes die zijn ingevoerd tijdens het gebruik van het printerstuurprogramma.

    • Functie die u wilt beperken

      • Kopieerapparaat:

        [Alles beperken (Zwart-wit / Enkele kleur / Twee kleuren / Kleur)], [Enkele kleur / Twee kleuren / Kleur], [Twee kleuren / Kleur], [Kleur], [Niet beperken]

      • Printer:

        [Zwart-wit / Kleur], [Kleur], [PC-besturing], [Niet beperken]

      • Andere functies:

        [Document Server], [Fax], [Scanner], [Browser]

    • Verif. afdruktaak:

      [Compleet], [Eenvoudig (Bep.)], [Simpel (Alles)]

  • Basisverificatie

  • Windows verif.

  • LDAP verif.

  • Uit

Standaardinstelling: [Uit]

Zie de Veiligheidshandleiding voor informatie over Basisverificatie, Windows-verificatie en LDAP-verificatie.

Verhoogde verificatie management

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Management beheerdersverificatie

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Beheerder programmeren/wijzigen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Sleutelteller management

Geef de functies op die u wilt beheren met de sleutelteller.

  • Kopieerapparaat:

    [Kleur], [Zwart/Wit], [Enkele kleur], [Twee kleuren]

  • Printer:

    [Kleur], [Zwart/Wit]

  • Andere functies:

    [Document Server], [Fax], [Scanner], [Browser]

Extern betaalsysteem management

U kunt de sleutelkaart gebruiken om een bovenste limiet voor het apparaatgebruik te bepalen.

  • Kopieerapparaat:

    [Kleur], [Zwart/Wit], [Enkele kleur], [Twee kleuren]

  • Printer:

    [Kleur], [Zwart/Wit]

  • Andere functies:

    [Document Server], [Fax], [Scanner], [Browser]

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Verhoogd extern betaalsysteem management

Geef aan of de geavanceerde functies wel of niet beschikbaar zijn voor het beheer van het externe betaalsysteem.

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Uitgebreide beveiliging

Geef op of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken of niet. Voor meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties, zie de Veiligheidshandleiding.

Aut. best.verw. in Document server

Geef op of de documenten die op de documentserver zijn opgeslagen na een bepaalde tijd moeten worden verwijderd of niet.

Standaardinstelling: [Dagen opgeven], [3 dag(en)]

Documenten die worden opgeslagen nadat deze functie is geactiveerd, kunnen in een bepaalde periode automatisch verwijderd worden.

Als u [Dagen opgeven] selecteert, voert u het aantal dagen in van 1 tot 180 (in stappen van 1 dag).

Als u [Uren opgeven] selecteert, voert u het aantal uren in van 1 tot 96 (in stappen van 1 uur).

In de standaardinstellingen worden opgeslagen documenten automatisch 3 dagen (72 uur) nadat ze zijn opgeslagen, verwijderd.

Verw. alle best. in Document server

U kunt bestanden verwijderen die zijn opgeslagen in de documentserver, inclusief bestanden die zijn opgeslagen voor Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk onder printerfunctie.

Bestanden die met een wachtwoord zijn opgeslagen, worden ook verwijderd.

Selecteer [Ja] op het bevestigingsscherm om alle bestanden te verwijderen.

Capture:Verwijder Alle niet-verz.bestanden

Hoewel de ScanRouter-bezorgingsoftware nodig is voor deze instelling, wordt de ScanRouter-bezorgingsoftware niet langer geleverd of ondersteund.

Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server

Programmeer de LDAP-server om rechtstreeks e-mailbestemmingen op te zoeken in het adresboek van de LDAP-server.

Deze functie is mogelijk wanneer u scanbestanden per e-mail verzendt met de scannerfunctie.

  • Naam

  • Servernaam

  • Zoekbasis

  • Poortnummer

  • Gebr. beveil. verbinding (SSL)

  • Verificatie

  • Gebruikersnaam

  • Wachtwoord

  • Domeinnaam

  • Japanse tekenscode

  • Zoekvoorwaarden

  • Zoekopties

Deze functie ondersteunt LDAP-versie 2.0 en 3.0. Digest-verificatie kan alleen met LDAP Ver.3.0 worden gebruikt.

Als u de LDAP-server wilt gebruiken, selecteert u [Aan] onder LDAP zoeken.

Voor meer informatie over het programmeren van de LDAP-server, zie De LDAP-server programmeren.

LDAP zoeken

Geef op of u de LDAP-server voor zoeken wilt gebruiken of niet.

Standaardinstelling: [Uit]

Als u [Uit] selecteert, dan zal de LDAP-serverlijst niet verschijnen op het zoekscherm.

Testoproep Service

U kunt een testoproep naar het @Remote-center maken.

Deze functie is alleen beschikbaar als de @Remote-service ingeschakeld en actief is.

Deze functie is niet beschikbaar als "Meldt status van het apparaat" wordt gebruikt.

Meld status van het apparaat

U kunt een bericht over de status van de machine naar het @Remote center sturen.

Deze functie is alleen beschikbaar als de @Remote-service ingeschakeld en actief is.

Deze functie is niet beschikbaar als "Service Test Call" wordt gebruikt.

Service Modusbeveiliging

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Firmwareversie

U kunt de softwareversie controleren die is geïnstalleerd op dit apparaat.

Niveau netwerkbeveiliging

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Geh.inst. Autom.verw.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Het geheugen wissen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Alle logboeken verwijderen

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Inst. Overdr.logb.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Ongeaut. kopieerpreventie afdrukken: Kop.apparaat

U kunt de ongeautoriseerde kopieerpreventie instellen voor het patroon en de gegevensbeveiliging voor het kopiëren naar gegevens om ongeautoriseerd kopiëren van het document te voorkomen.

  • Verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Selecteer of verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie op het apparaat moet worden opgegeven.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Type ongeaut. kopieerpreventie

    Selecteer het type ongeautoriseerde kopieerpreventie dat gebruikt moet worden.

    • Gegevensbeveiliging voor kopiëren

      Als het afgedrukte document is gekopieerd, gescand of opgeslagen in de documentserver met een kopieerapparaat of MFP worden afbeeldingen in het document bedekt met grijze overdruk.

      Voor meer informatie over de optionele eenheden die voor deze functie zijn vereist, zie Snel aan de slag.

    • Ongeaut. kop.prev: Patrn

      Sluit teksten en achtergrondafbeeldingen in voor Ongeaut. kop.prev: Patrn op het afgedrukte document. Als het afgedrukte document wordt gekopieerd of gescand of in de documentserver wordt opgeslagen, komt er een tekstpatroon op de achtergrond van het document mee waardoor ongeautoriseerd kopiëren onmogelijk wordt gemaakt.

    Standaardinstelling: [Ongeaut. kop.prev: Patrn ]

  • Gegevensbeveiliging voor kopieereffect

    Selecteer het effect van gegevensbeveiliging voor kopiëren dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Ongeaut. kopieerpreventie van patrooneffect

    Selecteer het effect van ongeautoriseerde kopieerpreventie voor het patroon dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    • Alleen tekst

    • Omgekeerde patronen (Tekst/Achtergrond)

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Maskertype voor patroon

    Selecteer het patroon dat op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Geen, Type 1, Type 2, Type 3, Type 4, Type 5, Type 6, Type 7, Type 8, Type 9, Type 10

    Standaardinstelling: [Geen]

  • Patroonkleur

    Selecteer de patroonkleur die op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Zwart, Magenta, Cyaan

    Standaardinstelling: [Zwart]

  • Patroondichtheid

    Selecteer de dichtheid van het achtergrondpatroon.

    Standaardinstelling: "3"

  • Tekstselectie

    Voer de tekst in die op de afgedrukte documenten moet worden ingesloten om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. De beschikbare opties zijn:

    Gebruikersnaam, Datum & tijd, Gebr.naam + datum&tijd, Gebruikerstekst 1, Gebruikerstekst 2

    Standaardinstelling: [Datum & tijd]

    Registreer de tekst die ingesloten moet worden om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. Eenmaal geregistreerd kan de tekst die u wilt gebruiken, geselecteerd worden in [Tekstselectie]. U kunt een gebruikerstekst invoeren van maximaal 64 tekens.

  • Puntgrootte

    Geef met de cijfertoetsen de grootte van het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden met een waarde van 50 tot 150 punten.

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Ruimte voor Enter

    Geef de regelafstand van de tekst op door met de cijfertoetsen een waarde in te voeren van 50 tot 150 punten. Deze instelling wordt weergegeven als een waarde anders dan [Uit] gespecificeerd is voor [Tekst herhalen].

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Teksthoek

    Geef de draaihoek van de tekst op. Als er een groter aantal is opgegeven, wordt de tekst met de klok meegedraaid rond het midden van de tekstreeks. Geef een hoek op tussen 0 en 90 graden met de cijfertoetsen.

    Standaardinstelling: "30" graden

  • Tekst herhalen

    De tekst wordt op de hele pagina (van linksboven naar beneden) herhaald afgedrukt.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Tekstpositie

    Selecteer de positie waar de tekst wordt ingevoegd. Deze instelling wordt weergegeven als 0 graden gespecificeerd is als waarde voor [Teksthoek] en [Uit] gespecificeerd is als de waarde voor [Tekst herhalen]. De beschikbare opties zijn:

    Linksboven, Middenboven, Rechtsboven, Midden, Linksonder, Middenonder, Rechtsonder

    Standaardinstelling: [Midden]

Ongeaut. kopieerpreventie afdrukken: Documentserver

U kunt de ongeautoriseerde kopieerpreventie instellen voor het patroon en de gegevensbeveiliging voor het kopiëren naar gegevens om ongeautoriseerd kopiëren van het document te voorkomen.

  • Verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Selecteer of verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie op het apparaat moet worden opgegeven.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Type ongeaut. kopieerpreventie

    Selecteer het type ongeautoriseerde kopieerpreventie dat gebruikt moet worden.

    • Gegevensbeveiliging voor kopiëren

      Als het afgedrukte document is gekopieerd, gescand of opgeslagen in de documentserver met een kopieerapparaat of MFP worden afbeeldingen in het document bedekt met grijze overdruk.

      Voor meer informatie over de optionele eenheden die voor deze functie zijn vereist, zie Snel aan de slag.

    • Ongeaut. kop.prev: Patrn

      Sluit teksten en achtergrondafbeeldingen in voor Ongeaut. kop.prev: Patrn op het afgedrukte document. Als het afgedrukte document wordt gekopieerd of gescand of in de documentserver wordt opgeslagen, komt er een tekstpatroon op de achtergrond van het document mee waardoor ongeautoriseerd kopiëren onmogelijk wordt gemaakt.

    Standaardinstelling: [Ongeaut. kop.prev: Patrn ]

  • Gegevensbeveiliging voor kopieereffect

    Selecteer het effect van gegevensbeveiliging voor kopiëren dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Ongeaut. kopieerpreventie van patrooneffect

    Selecteer het effect van ongeautoriseerde kopieerpreventie voor het patroon dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    • Alleen tekst

    • Omgekeerde patronen (Tekst/Achtergrond)

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Maskertype voor patroon

    Selecteer het patroon dat op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Geen, Type 1, Type 2, Type 3, Type 4, Type 5, Type 6, Type 7, Type 8, Type 9, Type 10

    Standaardinstelling: [Geen]

  • Patroonkleur

    Selecteer de patroonkleur die op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Zwart, Magenta, Cyaan

    Standaardinstelling: [Zwart]

  • Patroondichtheid

    Selecteer de dichtheid van het achtergrondpatroon.

    Standaardinstelling: "3"

  • Tekstselectie

    Voer de tekst in die op de afgedrukte documenten moet worden ingesloten om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. De beschikbare opties zijn:

    Gebruikersnaam, Datum & tijd, Gebr.naam + datum&tijd, Gebruikerstekst 1, Gebruikerstekst 2

    Standaardinstelling: [Datum & tijd]

    Registreer de tekst die ingesloten moet worden om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. Eenmaal geregistreerd kan de tekst die u wilt gebruiken, geselecteerd worden in [Tekstselectie]. U kunt een gebruikerstekst invoeren van maximaal 64 tekens.

  • Puntgrootte

    Geef met de cijfertoetsen de grootte van het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden met een waarde van 50 tot 150 punten.

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Ruimte voor Enter

    Geef de regelafstand van de tekst op door met de cijfertoetsen een waarde in te voeren van 50 tot 150 punten. Deze instelling wordt weergegeven als een waarde anders dan [Uit] gespecificeerd is voor [Tekst herhalen].

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Teksthoek

    Geef de draaihoek van de tekst op. Als er een groter aantal is opgegeven, wordt de tekst met de klok meegedraaid rond het midden van de tekstreeks. Geef een hoek op tussen 0 en 90 graden met de cijfertoetsen.

    Standaardinstelling: "30" graden

  • Tekst herhalen

    De tekst wordt op de hele pagina (van linksboven naar beneden) herhaald afgedrukt.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Tekstpositie

    Selecteer de positie waar de tekst wordt ingevoegd. Deze instelling wordt weergegeven als 0 graden gespecificeerd is als waarde voor [Teksthoek] en [Uit] gespecificeerd is als de waarde voor [Tekst herhalen]. De beschikbare opties zijn:

    Linksboven, Middenboven, Rechtsboven, Midden, Linksonder, Middenonder, Rechtsonder

    Standaardinstelling: [Midden]

Voorkomen van onbeveiligd kopiëren Afdrukken: Printer

U kunt de ongeautoriseerde kopieerpreventie instellen voor het patroon en de gegevensbeveiliging voor het kopiëren naar gegevens om ongeautoriseerd kopiëren van het document te voorkomen.

  • Instelling ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Kies of ongeautoriseerde kopieerpreventie op het apparaat moet worden opgegeven.

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Verplichte ongeautoriseerde kopieerpreventie

    Selecteer de instelling voor ongeautoriseerde kopieerpreventie die voorrang moet krijgen.

    • Driver/Opdracht

      Drukt documenten af aan de hand van de instellingen die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven of met opdrachten.

    • Driver/Opdracht (meeste instell.)

      Drukt het achtergrondpatroon en de dichtheid af zoals op het apparaat is opgegeven. Voor andere instellingen worden de instellingen die in het printerstuurprogramma of met opdrachten zijn geconfigureerd, toegepast op het afdrukken.

    • Apparaatinstelling(en)

      Drukt documenten af aan de hand van de instellingen die op het apparaat zijn opgegeven, ongeacht de instellingen van het printerstuurprogramma.

    Standaardinstelling: [Driver/Opdracht]

  • Type ongeaut. kopieerpreventie

    Selecteer het type ongeautoriseerde kopieerpreventie dat gebruikt moet worden.

    • Gegevensbeveiliging voor kopiëren

      Als het afgedrukte document is gekopieerd, gescand of opgeslagen in de documentserver met een kopieerapparaat of MFP worden afbeeldingen in het document bedekt met grijze overdruk.

      Voor meer informatie over de optionele eenheden die voor deze functie zijn vereist, zie Snel aan de slag.

    • Ongeaut. kop.prev: Patrn

      Sluit teksten en achtergrondafbeeldingen in voor Ongeaut. kop.prev: Patrn op het afgedrukte document. Als het afgedrukte document wordt gekopieerd of gescand of in de documentserver wordt opgeslagen, komt er een tekstpatroon op de achtergrond van het document mee waardoor ongeautoriseerd kopiëren onmogelijk wordt gemaakt.

    Standaardinstelling: [Ongeaut. kop.prev: Patrn ]

  • Gegevensbeveiliging voor kopieereffect

    Selecteer het effect van gegevensbeveiliging voor kopiëren dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Ongeaut. kopieerpreventie van patrooneffect

    Selecteer het effect van ongeautoriseerde kopieerpreventie voor het patroon dat op het gekopieerde of afgedrukte document moet worden toegepast.

    • Tekst en achtergrond

    • Alleen achtergrond

    • Alleen tekst

    • Omgekeerde patronen (Tekst/Achtergrond)

    Standaardinstelling: [Tekst en achtergrond]

  • Maskertype voor patroon

    Selecteer het patroon dat op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Geen, Type 1, Type 2, Type 3, Type 4, Type 5, Type 6, Type 7, Type 8, Type 9, Type 10

    Standaardinstelling: [Geen]

  • Patroonkleur

    Selecteer de patroonkleur die op de achtergrond van de afgedrukte documenten moet worden ingesloten. De beschikbare opties zijn:

    Zwart, magenta, cyaan

    Standaardinstelling: [Zwart]

  • Patroondichtheid

    Selecteer de dichtheid van het achtergrondpatroon.

    Standaardinstelling: "3"

  • Tekstselectie

    Voer de tekst in die op de afgedrukte documenten moet worden ingesloten om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. De beschikbare opties zijn:

    Niet specificeren, Ongeautoriseerde kopie, Illegale kopie, Leeg, Niet kopiëren, Kopiëren beperkt, Kopiëren verboden, Gecontroleerd document, Vertrouwelijk document, In vertrouwen, Strikt vertrouwelijk, Vertrouwelijk, Gebruikersnaam, Bestandsnaam, Datum & tijd, Gebruikersnaam + Bestandsnaam, Gebruikersnaam + Datum & tijd, Bestandsnaam + datum & tijd, Gebruikersnaam + Bestandsnaam + Datum & tijd, Gebruikerstekst 1, Gebruikerstekst 2

    Standaardinstelling: [Ongeautoriseerde kopie]

    Registreer de tekst die ingesloten moet worden om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. Eenmaal geregistreerd kan de tekst die u wilt gebruiken, geselecteerd worden in [Tekstselectie]. U kunt een gebruikerstekst invoeren van maximaal 64 tekens.

  • PCL-lettertypen voor teksten

    Geef het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden bij gebruik van PCL.

    Standaardinstelling: [Arial]

  • PS-lettertypen voor teksten

    Geef het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden bij gebruik van PostScript 3.

    Standaardinstelling: [Arial]

  • Puntgrootte

    Geef met de cijfertoetsen de grootte van het lettertype op dat voor de kopieerpreventietekst gebruikt moet worden met een waarde van 50 tot 300 punten.

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Ruimte voor Enter

    Geef de regelafstand van de tekst op door met de cijfertoetsen een waarde in te voeren van 50 tot 300 punten. Deze instelling wordt weergegeven als een waarde anders dan [Uit] gespecificeerd is voor [Tekst herhalen].

    Standaardinstelling: "70" punten

  • Teksthoek

    Geef de draaihoek van de tekst op. Als er een groter aantal is opgegeven, wordt de tekst met de klok meegedraaid rond het midden van de tekstreeks. Geef een hoek op tussen 0 en 359 graden met de cijfertoetsen.

    Standaardinstelling: "30" graden

  • Tekst herhalen

    De tekst wordt op de hele pagina (van linksboven naar beneden) herhaald afgedrukt. Als [Aan: 180 gr draaien bij Enter] geselecteerd is, wordt elke tekstregel die wordt afgescheiden door een regeleinde met 180 graden gedraaid.

    • Aan

    • Aan: 180 gr draaien bij Enter

    • Uit

    Standaardinstelling: [Uit]

  • Tekstpositie

    Selecteer de positie waar de tekst wordt ingevoegd. Deze instelling wordt weergegeven als 0 graden gespecificeerd is als waarde voor [Teksthoek] en [Uit] gespecificeerd is als de waarde voor [Tekst herhalen]. De beschikbare opties zijn:

    Linksboven, Middenboven, Rechtsboven, Midden, Linksonder, Middenonder, Rechtsonder

    Standaardinstelling: [Midden]

Vaste USB-poort

Als deze functie is geactiveerd, kunt u voorkomen dat u het stuurprogramma opnieuw moet installeren als u een computer waarop het stuurprogramma voor een identiek apparaatmodel al is geïnstalleerd aansluit op dit apparaat.

Standaardinstelling: [Uit]

Indien ingesteld op [Niveau 1]

Het is niet nodig om een nieuw stuurprogramma te installeren wanneer het printerstuurprogramma van dit apparaat al op de computer geïnstalleerd is.

Indien ingesteld op [Niveau 2]

Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.

Domein programmeren /wijzigen /verwijderen

Programmeer het domein dat moet worden gebruikt voor Kerberos-verificatie.

  • Domeinnaam

  • KDC-servernaam

  • Domeinnaam

Stel zowel de domeinnaam als KDC-servernaam in bij het programmeren van een domein.

Voor meer informatie over domein programmeren/wijzigen/verwijderen, zie Het domein programmeren.

Coderingsinstellingen apparaatgegevens

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Apparaat op afstand programmeren / wijzigen / verwijderen

U kunt dit apparaat met maximaal zes andere apparaten koppelen door hun IP-adres of hostnaam op te geven. Voor meer informatie over deze functie, zie Faxen.

Apparaatcertificaat programmeren / verwijderen

U kunt een zelf gegenereerd apparaatcertificaat programmeren en verwijderen en tevens de status van het certificaat controleren.

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Informatie apparaatinstelling: importeerinstelling (server)

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Informatie app.instelling: importeren uitvoeren (server)

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Inf. apparaatinstelling: Exporteren (geheugenopslagapp.)

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Inf. apparaatinstelling: Importeren (geheugenopslagapp.)

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Vast PDF-bestandstype: PDF/A

Als deze instelling is geactiveerd, is het beschikbare PDF-bestandsformaat beperkt tot PDF/A.

Standaardinstelling: [Uit]

Stopknop om afdruktaak uit te stellen

Geef het bereik van de onderbroken afdruktaken op als er op [Stop] wordt gedrukt.

Standaardinstelling: [Alle afdruktaken]

Verpl. Veiligh.stempel: Kop.machine

Met deze instelling kunt u met de kopieerfunctie beveiligingsstempels afdrukken op uitgevoerde documenten. U kunt zelf instellen waar de stempels worden gedrukt.

Standaardinstelling: [Uit]

Beschikbare stempelinstellingen: [Datum/tijd], [Afdruk gebruikersnaam], [Apparaat-ID], [IP-adres apparaat], [Stempelpositie aanpassen]

Verpl. veiligh.stempel: Doc.server

Met deze instelling kunt u met de documentserver-functie beveiligingsstempels afdrukken op uitgevoerde documenten. U kunt zelf instellen waar de stempels worden gedrukt.

Standaardinstelling: [Uit]

Beschikbare stempelinstellingen: [Datum/tijd], [Afdruk gebruikersnaam], [Apparaat-ID], [IP-adres apparaat], [Stempelpositie aanpassen]

Verplichte veiligheidsstempel: Fax

Met deze instelling kunt u met de faxfunctie beveiligingsstempels afdrukken op uitgevoerde documenten. U kunt zelf instellen waar de stempels worden gedrukt.

Standaardinstelling: [Uit]

Beschikbare stempelinstellingen: [Datum/tijd], [Afdruk gebruikersnaam], [Apparaat-ID], [IP-adres apparaat], [Stempelpositie aanpassen]

Verpl. veiligheidsstempel: Printer

Met deze instelling kunt u met de printerfunctie beveiligingsstempels afdrukken op uitgevoerde documenten. U kunt zelf instellen waar de stempels worden gedrukt.

Standaardinstelling: [Uit]

Beschikbare stempelinstellingen: [Datum/tijd], [Afdruk gebruikersnaam], [Apparaat-ID], [IP-adres apparaat], [Stempelpositie aanpassen]

Volume gebruikerteller: Geplande/gespecif. resetinstell

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Logboeken verzamelen

U kunt opgeven of er wel of niet taaklogboeken, toegangslogboeken en milieuvriendelijke logboeken moeten worden verzameld.

  • Actief

  • Inactief

Standaardinstelling voor "Taaklogboek ": [Inactief]

Standaardinstelling voor "Toegangslogboek ": [Inactief]

Standaardinstelling voor "Milieuvriendelijke logboeken ": [Inactief]

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Centraal beheer

U kunt een beheerserver instellen voor het centraal beheren van de adresboekinformatie en Beheerde client.

De adresboekinformatie die op de beheerserver is geregistreerd, kan met de Beheerde client worden gedeeld door de beheerserver te synchroniseren met de andere apparaten die als Beheerde client moeten worden geregistreerd.

Uitsluitend de apparaatbeheerder kan de instellingen opgeven.

  • Beheerserver

  • Beheerde client

  • Niet centraal beheren

Standaardinstelling: [Niet centraal beheren]

  • Beheerserver

    U kunt de instellingen configureren voor de beheerserver, zoals het verwijzen naar de clientapparaatlijst, verwijderen van het clientapparaat en synchroniseren met het adresboek.

    • Apparaatnaam

      De [Apparaatnaam] die is opgegeven onder [Interface instellingen] wordt weergegeven.

    • Locatie

      De naam die is opgegeven voor "Locatie" wordt weergegeven.

    • Wachtwoord voor centraal beheer

      Geef het wachtwoord op voor centraal beheer. Het wachtwoord wordt gebruikt om de Beheerde client te registreren.

      Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord in van 4 tot 16 tekens.

  • Beheerde client

    U kunt de instellingen configureren voor de beheerde client, zoals synchronisatie met het adresboek van de beheerserver.

    • Apparaatnaam

      De [Apparaatnaam] die is opgegeven onder [Interface instellingen] wordt weergegeven.

    • Locatie

      De naam die is opgegeven voor "Locatie" wordt weergegeven.

    • IP-adres server/Hostnaam

      Voer het IP-adres/hostnaam van de server in.

      Voer met de cijfertoetsen het IP-adres en de hostnaam in met maximaal 128 tekens.

    • Wachtwoord voor centraal beheer

      Voer het centrale beheerwachtwoord in dat is opgegeven voor [Wachtwoord voor centraal beheer] in [Beheerserver].

      Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord in van 4 tot 16 tekens.

    • Inloggen toestaan als verbinding wegvalt

      Geef aan of aanmelden wel of niet toegestaan is.

    • Verbindingstest

      Test de verbinding met de beheerserver.

      Indien [IP-adres server/Hostnaam] of [Wachtwoord voor centraal beheer] leeg is, kunt u geen testverbinding uitvoeren.

HDD-verificatiecode

Zie de Veiligheidshandleiding voor meer informatie over deze functie.

Stiltemodus: Printer

Geef aan of de stiltemodus voor de printerfunctie moet worden ingeschakeld. Als u [Aan] selecteert, kunt u alle afdruktaken stil afdrukken maar de afdruksnelheid zal wel langzamer zijn. Afhankelijk van de bedieningsomgeving zal bovendien de levensduur van het apparaat worden verkort.

Standaardinstelling: [Uit]

Opmerking

  • Voor meer informatie over toegang tot de Systeeminstellingen, zie Gebruikersinstellingen openen.

  • Ongeautoriseerde kopieerpreventie kan in Web Image Monitor en in het printerstuurprogramma worden ingesteld. Voor meer informatie over hoe u de instellingen kunt configureren, raadpleegt u de handleiding Afdrukken.

  • Indien [Beheerde client] is opgegeven voor [Centraal management], dan zijn de volgende instellingen niet beschikbaar:

    • Adresboekmanagement

    • Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen

    • Adresboek: Volgorde wijzigen

    • Adresboek: Titel bewerken

    • Back-up/herstel: aangepaste gebruikersinstellingen & adresboek

    • Alle gegevens uit het adresboek verwijderen

    • Beheerder programmeren/wijzigen