Volg de onderstaande procedure als u telnet wilt gebruiken.
Er kan slechts één persoon tegelijkertijd ingelogd zijn om onderhoud op afstand uit te voeren.
Als u gebruik maakt van Windows Vista/7/8/8.1 of Windows Server 2008/2008 R2/2012/2012 R2, moet u de telnet-server en telnet-client van tevoren inschakelen.
Gebruik het IP-adres of de hostnaam van het apparaat om telnet te starten.
% telnet IP_address
Om de hostnaam te gebruiken in plaats van het IP-adres moet u het naar het hostbestand schrijven.
Voer het wachtwoord in.
De standaardwaarde is "password".
Voer een opdracht in.
Sluit telnet af.
msh> logout
Wanneer de configuratie wijzigt, wordt u met een bericht gevraagd of de wijzigingen moeten worden opgeslagen of niet.
Voer "ja" in om de wijzigingen op te slaan en druk vervolgens op [Enter].
Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, moet u "nee" invoeren en vervolgens op [Enter] drukken. Om verdere wijzigingen aan te brengen, voert u "terugkeren" in de opdrachtregel in en drukt u vervolgens op [Enter].
Als het bericht "Kan geen NVRAM-informatie schrijven" verschijnt, worden de wijzigingen niet opgeslagen. Herhaal indien nodig de bovenstaande procedure.
De netwerkinterfacemodule wordt automatisch gereset wanneer de wijzigingen worden opgeslagen.
Wanneer de netwerkinterfacemodule gereset is, worden actieve afdruktaken die reeds naar de printer werden doorgestuurd, afgewerkt. Taken die nog niet werden doorgestuurd, worden echter geannuleerd.