Dit hoofdstuk legt uit hoe een deel van een origineel gescand kan worden.
Om het scherm met instellingen voor een Gedeeltelijke scan weer te geven, drukt u op het beginscherm op [Verzendinstellingen] > [Scanformaat] > [Aangepast formaat] > [Gedeeltelijke scan].
Om een deel van een origineel te scannen, meet u het Origineelformaat (X1 en Y1), de Beginpositie (X2 en Y2) en het Scanformaat (X3 en Y3) van het origineel en voert u deze waarden in dezelfde volgorde in op het scherm voor de instellingen van een gedeeltelijke scan.
De meetmethoden verschillen afhankelijk van de positie van het origineel en de richting waarin het origineel is geplaatst. Voor meer informatie over hoe het Origineelformaat (X1 en Y1), de Beginpositie (X2 en Y2) en het Scanformaat (X3 en Y3) correct kan worden gemeten, zie "Het meten van formaten".
Voer de formaten in volgens "Scaninstellingen op het scherm voor instellingen voor aangepast formaat".
Het meten van formaten
Richting en plaatsing van origineel |
Meetmethode voor het scannen van het gedeelte gemarkeerd met "R" |
|---|---|
In de |
|
In de |
|
In de |
|
Scaninstellingen op het scherm voor instellingen voor een aangepast formaat
Origineelformaat (X1 en Y1)

Geef het complete formaat van het origineel op.
Voer de daadwerkelijke waarden in [X1] en [Y1] in volgens "Hoe formaten te meten" en druk daarna op de toets [
].
Beginpositie (X2 en Y2)

Geef de beginpositie voor het scannen op.
Voer de daadwerkelijke waarden in [X2] en [Y2] volgens "Hoe formaten te meten" en druk daarna op de toets [
].
Scanformaat (X3 en Y3)

Geef de afmetingen op van het gebied dat u wilt scannen.
Voer de daadwerkelijke waarden in [X3] en [Y3] volgens "Hoe formaten te meten" en druk daarna op de toets [
].
![]()
Voor meer informatie over het plaatsen van originelen, zie Origineelinstellingen opgeven.