Deze sectie beschrijft hoe u een aangepast formaat kunt opgeven voor het scannen van het gehele origineel.
Om het scherm met de aangepast formaatinstellingen weer te geven, drukt u op het eerste scannerscherm op [Verzendinstellingen] > [Scanformaat] > [Aangepast formaat] > [Origineelformaat].
De volgende tabellen leggen uit hoe de originelen van aangepast formaat gemeten kunnen worden en hoe de scaninstellingen op het instellingenscherm van Aangepast formaat opgegeven kunnen worden.
Het meten van formaten
Richting en plaatsing van origineel |
Meetmethode voor het scannen van het volledige gebied van een origineel met een aangepast formaat |
|---|---|
In de |
|
In de |
|
Scaninstellingen op het scherm voor instellingen voor een aangepast formaat
Origineelformaat (X1 en Y1)

Geef de lengte en breedte van het origineel op.
Voer de werkelijke breedte en lengte in bij [X1] respectievelijk [Y1] en druk vervolgens op de toets [
].
![]()
Voor X1 en Y1 kunt u waarden van 10 mm (0,4 inch) of groter opgeven.
Als u een origineel wilt scannen dat kleiner is dan 10 mm (0,4 inch), configureer de instellingen dan op dezelfde manier als bij het scannen van een deel van het origneel dat groter is dan 10 mm (0,4 inch). Bijvoorbeeld: als u een cd-label op de glasplaat wilt scannen, geeft u X1 - X3 en Y1 - Y3 op volgens het onderstaande schema. Voor meer informatie over scanprocedures, zie Het scannen van een gedeelte van het origineel.

Voor meer informatie over het plaatsen van originelen, zie Origineelinstellingen opgeven.