![]()
Druk op [Afdrtkn] op het bedieningspaneel van de printer en selecteer de instelllingen met behulp van de toetsen [
] en [
].
Selecteer het soort document dat afgedrukt moet worden
Druk op [Gebr.-ID]
Selecteer de gebruikers-ID waarvan u een bestand wilt afdrukken
Druk op [Tklijst]
Als u alle taken onder het geselecteerde gebruiker-ID wilt afdrukken, druk dan op [All Afdr] en ga verder met stap 4.
Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken
Druk op [Afdrukken]
Als u een wachtwoord heeft ingesteld in het printerstuurprogramma, voer dan het wachtwoord in.
Als u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd waarvan enkele een wachtwoord vereisen, drukt de printer de bestanden af die overeenkomen met het opgegeven wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord vereisen. Het aantal bestanden dat moet worden afgedrukt, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
Indien u het aantal kopieën wilt wijzigen van een Testafdrukbestand of een Opgeslagen afdrukbestand, specificeer het aantal in het vak [Hoev.].
Druk op [Afdr.].
![]()
Als u het aantal kopieën wijzigt als meerdere documenten worden geselecteerd, zal het nieuw gespecificeerde aantal kopieën worden afgedrukt voor alle geselecteerde documenten. Anders wordt het aantal afdrukken dat is opgegeven toen de documenten werden opgeslagen, voor ieder document afgedrukt.
U kunt geen taaksoort selecteren die niet opgeslagen is onder de geselecteerde gebruikers-ID.
Als u een beveiligd afdrukbestand selecteert, moet u het juiste wachtwoord invoeren. Als er meerdere wachtwoorden zijn, zal de printer alleen de bestanden afdrukken waarvan het wachtwoord ingevoerd is.
Als u opgeslagen afdrukbestanden selecteert en enkele hiervan hebben een wachtwoord, zal de printer de bestanden waarvan het wachtwoord ingevoerd is en de bestanden die geen wachtwoord hebben, afdrukken.
![]()
Druk op het pictogram [Printer] op het [Home]-scherm.
Druk op het tabblad [Afdruktaken].
Selecteer het gebruikers-ID waarvan u het bestand wilt afdrukken.
U kunt niet meerdere gebruiker-ID's tegelijk selecteren.
Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken.
U kunt alle bestanden van hetzelfde type in één keer selecteren door na selectie van één taak op [Alle taken] te drukken.
Druk indien nodig op [Voorvertoning] om een voorbeeld van het document weer te geven.
Druk op [Afdrukken].
Als het printerstuurprogramma beveiligd is met een wachtwoord, voer dan het wachtwoord in.
Wanneer u meerdere afdrukbestanden heeft geselecteerd waarvan enkele een wachtwoord vereisen, worden de bestanden die overeenkomen met het opgegeven wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord vereisen afgedrukt. Het aantal bestanden dat moet worden afgedrukt, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm.
Om afdrukinstellingen van het document te wijzigen, drukt u op [Gedet. inst.].
Voor meer informatie over de instellingen die geconfigureerd kunnen worden, raadpleegt u Instellingen die op het bedieningspaneel geconfigureerd kunnen worden.
Om het aantal kopieën te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] en voer vervolgens een nieuw nummer in met de cijfertoetsen.
Druk op [Afdr. herv.].
![]()
Als u het aantal kopieën wijzigt als meerdere documenten worden geselecteerd, zal het nieuw gespecificeerde aantal kopieën worden afgedrukt voor alle geselecteerde documenten. Als u het aantal niet wijzigt, wordt het aantal kopieën dat is gedefinieerd tijdens het opslaan van de documenten afgedrukt voor elk document.