Koptekst overslaan
 

Een drukbestand verzenden met Windows

1Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document.

2Configureer de volgende instellingen:

  • Job type:

    Selecteer een taaksoort.

    Selecteer [Opgeslagen afdruk] om het document in de printer op te slaan en het later met behulp van het bedieningspaneel af te drukken.

    Selecteer [Opslaan en Afdrukken] om het document tegelijkertijd op te slaan en af te drukken.

3Klik op [Details...] en configureer de volgende instellingen:

  • Gebruiker-ID:

    Voer een gebruikers-ID in.

  • Wachtwoord:

    Voer een wachtwoord in als u een beveiligd afdrukbestand opslaat.

    Voer waar nodig een wachtwoord in bij het opslaan van een opgeslagen afdrukbestand.

  • Bestandsnaam

    Als u een uitgesteld of opgeslagen afdrukbestand opslaat, geef dan wanneer nodig een bestandsnaam op.

  • Afdruktijd instellen (voor SP 4520DN)

    Als u een uitgesteld afdrukbestand opslaat, geeft dan de tijd op waarop het afdrukken moet starten, indien nodig.

4Klik op [OK].

5Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig.

6Klik op [OK].

7Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.

Opmerking

  • Als [Opgeslagen afdruk (Gedeeld)] of [Opslaan en Afdrukken (Gedeeld)] is geselecteerd als een Opgeslagen afdruk-bestand wordt opgeslagen, kan de gebruiker die het document heeft aangemaakt en elke gebruiker die over afdrukrechten beschikt, het document via het bedieningspaneel afdrukken. Deze instelling is beschikbaar als Gebruikersverificatie is ingeschakeld met behulp van het PCL 6-printerstuurprogramma. Voor meer informatie raadpleegt u de Veiligheidshandleiding.

  • Zelfs wanneer u de tijd opgeeft waarop een uitgesteld afdrukbestand afgedrukt moet worden in [Adruktijd instellen], drukt de printer het bestand niet af op de ingegeven tijd, maar voert het volgende uit:

    • Als de opgegeven afdruktijd dicht bij de tijd van de klok van de printer ligt, kan het afdrukken meteen beginnen.

    • Als u de printer uitzet, start het afdrukken niet, zelfs niet als het de opgegeven afdruktijd is. Om een document af te drukken waarvan de opgegeven tijd al is verstreken, stelt u [Taken niet afgedr. omdat app. uit was] in op [Aan] op het [Systeem]-tabblad onder [Printereigenschappen]. Voor meer informatie, zie Systeem.

    • Als er op het bedieningspaneel een foutmelding wordt weergegeven, wordt het afdrukken niet gestart, zelfs niet op de opgegeven afdruktijd is.