Koptekst overslaan
 

Hoe verandert u de netwerkconfiguratie?

Wijzig de netwerkinstellingen aan de hand van de omgeving waarin het apparaat wordt gebruikt.

Gebruik het apparaat om de netwerkinstellingen te configureren.

Over profielen

De inhoud van Bekabeld/Configuratie van draadloos netwerk wordt als profiel opgeslagen. Er kunnen maximaal vijf profielen worden opgeslagen in respectievelijk Configuratie van bekabeld netwerk en Configuratie van draadloos netwerk.

Door talloze netwerkinstellingen als profiel op te slaan en te organiseren, kan dit apparaat in verschillende werkomgevingen worden gebruikt zonder de netwerkinstellingen te hoeven wijzigen. Als er verschillende werkomgevingen zijn, sla dan voor elke omgeving profielen op.

Profielen worden als volgt geselecteerd, afhankelijk van uw netwerkomgeving:

  • Een bekabeld netwerk gebruiken

    Als u het apparaat inschakelt, wordt het ervoor gebruikte profiel voor een bekabeld netwerk geselecteerd en maakt het apparaat vervolgens verbinding met het internet.

    Als de bekabelde netwerkomgeving niet dezelfde is als die vorige keer gebruikt is, drukt u op de [Menu]-knop/Afbeelding pictogram om naar het Configuratiemenu-scherm te gaan terwijl het “Verbinding maken met het netwerk...”-bericht wordt weergegeven. Selecteer vervolgens een geschikt profiel onder Configuratie van bekabeld netwerk op het Configuratiemenu-scherm.

  • Een draadloos netwerk gebruiken

    Zodra het apparaat wordt ingeschakeld, wordt er automatisch een geschikt profiel uit de lijst met opgeslagen profielen geselecteerd. Het apparaat maakt vervolgens verbinding met het netwerk.

Bekabelde / Draadloze netwerkconfiguratie-scherm

Afbeelding van het scherm met genummerde onderdelen

  1. Profiel

    Geeft de geselecteerde profielnaam weer.

    Om het profiel te wijzigen, selecteert u het profiel waarnaar u wilt schakelen.

  2. Lijst met instellingen

    Geeft de waarden van de instellingen weer voor het geselecteerde profiel.

  3. Opslaan

    Slaat het geselecteerde profiel op.

  4. Resetten

    Plaatst alle instellingen van het geselecteerde profiel naar hun standaardwaarden.

  5. Toepassen

    Slaat het geselecteerde profiel op en past het toe.

Belangrijk

  • Vraag de netwerkbeheerder over de instellingen die moeten worden opgegeven in Configuratie van bekabeld/draadloos netwerk en voer de juiste waarden in.

1Druk in het Eigenschappen-scherm op de [Pijl-links] of [Pijl-rechts] om het [Configuratiemenu] te selecteren en druk vervolgens op de [Enter]-knop.

2Druk op [Pijl-omlaag] of [Pijl-omhoog] om [Configuratie van draadloos netwerk] of [Configuratie van draadloos netwerk] te selecteren en druk vervolgens op de [Enter]-knop.

3Druk op [Pijl-omlaag] of [Pijl-omhoog] om [Profiel] te selecteren en druk vervolgens op de [Enter]-knop.

4Druk op [Pijl-omlaag] of [Pijl-omhoog] om het profiel dat u wilt opslaan te selecteren en druk op de [Enter]-knop.

5Druk op [Pijl-omlaag] of [Pijl-omhoog] om de instelling die u wilt wijzigen te selecteren en druk op de [Enter]-knop.

6Druk op [Pijl-omlaag] of [Pijl-omhoog] om de instelling te wijzigen en druk op de [Enter]-knop.

Voor meer informatie over instellingen, zie Configuratie van bekabeld/draadloos netwerk.

7Druk op [Pijl-omlaag], [Pijl-omhoog] of [Pijl-rechts] om [Toepassen] te selecteren en druk vervolgens op de [Enter]-knop als u klaar bent met het opgeven van de instellingen.

Als u het profiel wilt opslaan zonder de instellingen toe te passen, selecteer [Opslaan] en druk vervolgens op de [Enter]-knop.