Als de beveiligingsinstellingen niet zijn geconfigureerd, zijn de gegevens in het apparaat niet beveiligd.
Om te voorkomen dat dit apparaat wordt gestolen of opzettelijk wordt beschadigd, dient u het apparaat op een veilige plaats te zetten.
Als u dit apparaat hebt gekocht, moet u ervoor zorgen dat de mensen die het gebruiken, dat op gepaste wijze doen, in overeenstemming met de instructies voor bediening die bepaald werden door de beheerder en de supervisor van het apparaat. Als de beheerder en/of de supervisor de vereiste beveiligingsinstellingen niet maken, dan is er kans op misbruik door gebruikers.
Voor het instellen van de beveiligingsfuncties van het apparaat en om een juiste bediening door de gebruikers te verzekeren, moeten beheerders de Veiligheidsinformatie volledig en aandachtig lezen, met name het deel over wat te doen vóór de configuratie van beveiligingsinstellingen.
Beheerders moeten gebruikers informeren over het juiste gebruik van de beveiligingsfuncties.
Als dit apparaat is aangesloten op een netwerk, moet de omgeving ervan worden beschermd door een firewall of iets dergelijks.
Voor de bescherming van gegevens tijdens de communicatiefase, dient u de functies voor de communicatiebeveiliging van het apparaat toe te passen en het apparaat aan te sluiten op apparaten die beveiligingsfuncties zoals gecodeerde communicatie ondersteunen.
Beheerders zouden de logboeken van het apparaat regelmatig moeten nakijken om te controleren op onregelmatige en ongewone gebeurtenissen.