Wanneer IP-faxverzending wordt gebruikt, geeft u de IP-faxbestemming (IP-adres, hostnaam of alias telefoonnummer) op.
Methoden voor het invoeren van een bestemming variƫren, afhankelijk van de netwerkinstellingen die door de beheerder zijn ingevoerd. Voor informatie over de netwerkinstellingen neemt u contact op met de apparaatbeheerder. Zie Soorten IP-faxbestemmingen voor informatie over het invoeren van de IP-faxbestemming.
Controleer of [Fax] is geselecteerd.
Stel het protocol in.
Voor meer informatie, zie De lijnpoort wijzigen.
Druk op [Handm. inv.].
Voer de IP-faxbestemming in en druk vervolgens op [OK].
Om een bestemming toe te voegen, drukt u op [Toev.] en geeft u de volgende bestemming op.
Als u het adresboek gebruikt om de volgende bestemming op te geven, drukt u op de bestemmingstoets.
Om de opgegeven bestemming te wijzigen, drukt u op [Bew.best.] en voert u vervolgens de nieuwe bestemming in.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen verschijnt [Handm. inv.] wellicht niet en kunt u de IP-faxbestemming niet invoeren.
IP-fax is alleen beschikbaar als de gateway (compatibel met T.38), gatekeeper en SIP-server compatibel zijn met dit apparaat. Neem contact met uw lokaal erkende verkoper of leverancier voor een lijst met gecertificeerde compatibele gateways, gatekeepers en SIP-servers.
Voor nadere details over tekstinvoer, zie de handleiding Snel aan de slag.
Voor het maximum aantal cijfers voor een bestemming, zie Maximumwaarden.