U kunt de functieschermen openen door op pictogrammen zoals [Kopieerapparaat] of [Fax] te drukken op Home-scherm 4.
Functiepictogrammen en bedieningstoetsen worden weergegeven op het scherm. De toetsen van het standaard bedieningspaneel zijn fysieke knoppen op het bedieningspaneel van het apparaat, terwijl deze toetsen zich in het display bevinden op het Smart Operation Panel. Beide toetsen werken op dezelfde wijze.
Het scherm met initiële instellingen
Scherm met toepassingen
Functiescherm
Elke functie heeft een ander scherm. Zie Het weergavescherm op het bedieningspaneel.
[Resetten]
Druk op deze knop om de huidige instellingen te verwijderen.
[Gebruikersinstellingen/Teller]
Gebruikersinstellingen
Druk op deze knop om de standaard instellingen aan te passen aan uw eisen. Zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.
Teller
Druk op deze knop om de tellerwaarde te bekijken of af te drukken. Zie Onderhoud en specificaties.
[] (Enter-knop)
Druk op deze knop om de waardes te bevestigen die zijn ingevoerd of items die zijn opgegeven.
[C] (Wis-knop)
Druk op deze knop om een ingevoerd cijfer te wissen.
[Start]
Druk op deze knop om te kopiëren, af te drukken, te scannen of te verzenden.
Cijfertoetsen
Gebruik deze toetsen om het aantal kopieën, faxnummers en gegevens voor de geselecteerde functie in te voeren.
[Voorbeeldkopie]
Druk op deze knop om een enkele set kopieën of afdrukken te maken om de afdrukkwaliteit te controleren, voordat u meerdere sets gaat kopieëren of afdrukken. Zie Kopiëren / Document Server.
[Eenv. scherm]
Druk op deze knop om naar het vereenvoudigde scherm over te gaan. Zie De schermindeling wijzigen.
[Onderbreken modus]
Druk deze knop in om het kopiëren te onderbreken. Zie Kopiëren / Document Server.
[Herroepen/Progr./Progr. wijzigen]
Druk op deze knop om veelgebruikte instellingen vast te leggen of vastgelegde instellingen op te roepen. Zie Handige functies.
Berichtengebied
Geeft systeemberichten weer.