Dit gedeelte legt uit hoe u een wireless LAN-interface instelt.
De draadloze LAN-instellingen configureren: open [Systeeminstellingen], [Interface instell.], kies [Wireless LAN] en gebruik vervolgens de volgende procedure.
Selecteer [802. 11 Ad-hoc modus] wanneer u met Windows XP als een draadloze LAN-client communiceert met behulp van het standaard stuurprogramma of de hulpprogramma's van Windows XP, of als u de infrastructuurmodus niet gebruikt.
Als [802.11 Ad-hoc modus] is geselecteerd in Communicatiemodus, kiest u het kanaal voor [Ad-hoc Channel]. Stel een kanaal in dat overeenkomt met het type wireless LAN dat wordt gebruikt. Voor meer informatie over het instellen van het Ad-hoc Channel, raadpleegt u Interface instellingen.
U kunt "WEP" of "WPA2" opgeven als Beveiligingsmethode.
Geef "WPA2" op als [Communicatiemodus] is ingesteld op [Infrastructuur-modus].
Als u de optie [WPA2] voor Beveiligingsmethode selecteert, selecteer dan een van de volgende opties: [WPA2-PSK] of [WPA2]. Als u [WPA2-PSK] selecteert, voer dan uw PSK in. Als u [WPA2] selecteert, dan zijn verificatie-instellingen en certificaatinstellingen vereist. Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van modi de Beveiligingshandleiding.
Voor meer informatie over het opgeven van Wireless LAN-instellingen vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u Interface instellingen.