Corrigeer de gradatie in twee gebieden: de felle gedeelten (highlights) en de middengedeelten (middentinten). [Testpatroon 1 voor kalibratie afdrukken] om de correctiewaarde voor de highlights bij te stellen en [Testpatroon 2 voor kalibratie afdrukken] voor de middentinten.
Druk op [Kleurkalibratie] op het scherm [Onderhoud: Afbeelding].
Voor meer informatie over toegang tot het scherm [Onderhoud: Afbeelding], zie Weergave van de printerconfiguratie-schermen op het bedieningspaneel.
Druk op [] om van scherm te veranderen.
Druk op [Automatische belichting aanpassen].
Druk op de [Start]-knop om de automatische dichtheid aan te passen.
Het bevestigingsbericht verschijnt na voltooing. Druk op [Afsluiten].
Druk op [Testpatroon 1 voor kalibratie afdrukken] of [Testpatroon 2 voor kalibratie afdrukken] om het geselecteerde vel af te drukken.
Selecteer de kleur die u wilt aanpassen.
Druk op [] of [] om de correctiewaarde van de geselecteerde kleur aan te passen en druk vervolgens op [OK].
Voer een waarde in tussen 0 en 6.
Druk op [Resultaat afdrukken] om het resultaat te controleren door de kalibratiepagina af te drukken.
Druk na het afdrukken op [Ja] om de instellingen op te slaan.
Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].