Volg deze procedure om een specifiek IP-adres aan de printer toe te voegen. Dit is alleen nodig wanneer u de printer gaat gebruiken op een netwerk zonder DHCP, of wilt voorkomen dat het IP-adres van de printer verandert.
Zorg dat u voor u begint, het IP-adres, subnetmasker en gateway-adres kent dat de printer gaat gebruiken.
Druk op [Interface-instell.] op het [Systeeminstellingen]-scherm.
Voor details over toegang tot het scherm [Systeeminstellingen], zie Weergave van de printerconfiguratie-schermen op het bedieningspaneel.
Druk op [Netwerk].
Druk herhaaldelijk op [] totdat [Effectief protocol] verschijnt.
Druk op [Effectief protocol].
Selecteer [Actief] of [Inactief] voor elk protocol.
Als het item dat u wilt selecteren niet wordt weergegeven, druk dan op [] of [] om tussen de schermen te schakelen.
Selecteer [Inactief] voor ongebruikte protocollen.
Schakel IPv4 in om de pure IPv4-omgeving van NetWare 6.5 te gebruiken.
Druk op [OK].
Als u IPv4 gebruikt, wijst u het IPv4-adres aan de printer toe. Druk op [IPv4-adres Apparaat].
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor het IPv4-adres van de printer.
Druk op [Specificeer].
Druk op [IPv4-adres Apparaat].
Voer het IP-adres in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [Subnet Mask].
Voer het subnet mask in met de cijfertoetsen en druk vervolgens twee keer op [OK].
Druk op [IPv4 gateway-adres].
Voer het gateway-adres in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
Druk een configuratiepagina af om de instellingen te controleren.
Voor meer informatie over het afdrukken van de configuratiepagina, zie Een testafdruk maken.