Deze sectie legt uit hoe u een ethernetkabel op de ethernetinterface kunt aansluiten.
|
Als de hoofdstroomschakelaar aan staat, schakel deze dan uit.
Gebruik de volgende ethernetkabels.
(voornamelijk in Europa en Azië)
Unshielded Twisted Pair-kabel (UTP) of Shielded Twisted Pair-kabel (STP) en Categorie type 5 of hoger
Sluit de ferrietkern die met de printer is meegeleverd aan op het printereinde van de ethernetkabel.
(voornamelijk in Europa en Azië)
Maak een lus op 5 cm (1) vanaf het uiteinde van de ethernetkabel. Bevestig de meegeleverde ferrietkern op de lussen zoals is afgebeeld.
Zorg ervoor dat de stroom uitgeschakeld is.
Sluit de ethernet-interfacekabel aan op de 10BASE-T/100BASE-TX-poort.
(voornamelijk in Europa en Azië)
Sluit het andere uiteinde van de ethernet-interfacekabel aan op een aansluitapparaat van het netwerk, bijvoorbeeld een hub.
Schakel de hoofdschakelaar van de printer in.
Indicatielampje (oranje)
Als 100BASE-TX in bedrijf is, licht de LED oranje op. Als 10BASE-T in bedrijf is of de printer niet is aangesloten op het netwerk, brandt de LED niet.
Indicatielampje (groen)
Als 10BASE-T in bedrijf is, licht de LED groen op. Als 100BASE-TX in bedrijf is of de printer niet is aangesloten op het netwerk, brandt de LED niet.
Gebruik een ethernet-interfacekabel die "Ethernetsnelheid" ondersteunt. Als u [Autom. selecteren] selecteert voor "Ethernet snelheid", dient u een ethernet-interfacekabel te gebruiken die 100BASE-TX ondersteunt.
Controleer het type stekker voordat u deze aansluit.
Trek niet met kracht aan de aangesloten kabel. Controleer of de kabel juist is aangesloten. Anders kan deze losraken of kan er iemand over struikelen.
Het gebruik van een kabel met enkele stekkers of convertors kan leiden tot een onjuiste verbinding.
Voor informatie over het aanzetten van de hoofdstroomschakelaar, zie Het apparaat uitzetten.
Voor meer informatie over het installeren van het stuurprogramma van de printer raadpleegt u de Installatiehandleiding stuurprogramma.