Controleer de inhoud van het pakket.
Schakel de printer uit en trek het netsnoer uit het stopcontact.
Draai de twee schroeven los en verwijder de afdekking van de sleuf.
De verwijderde afdekking wordt niet opnieuw gebruikt.
Breng de interfacekaart volledig op zijn plaats.
Ga na of de interfacekaart goed bevestigd is aan de controller-kaart.
Draai de twee schroeven vast om de interfacekaart vast te zetten.
Ga na of de kaart goed is geïnstalleerd door de configuratiepagina af te drukken. Als deze correct is geïnstalleerd, zal "Draadloos LAN" verschijnen voor "Apparaatverbinding" op de configuratiepagina. Voor meer informatie over het afdrukken van de configuratiepagina, zie Een testafdruk maken.
Als de kaart niet juist is geïnstalleerd, herhaal dan de procedure vanaf het begin. Als de kaart ook bij een nieuwe installatiepoging niet correct kan worden geïnstalleerd, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
Voordat u de kaart gebruikt, moet u de instellingen vanaf het printerbedieningspaneel configureren. Raadpleeg voor meer informatie Wireless LAN configureren.