Als horizontale regels scheef worden afgedrukt, afdrukken onregelmatig zijn of een zwarte of witte lijn met regelmatige intervallen wordt afgedrukt, drukt u een testpatroon af en past u vervolgens de instelling voor de papierinvoer aan.
Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
Druk op [Log-in].
Voer het log-inwachtwoord in en druk vervolgens op de knop [OK].
Druk op [
] of [
] om [Onderhoud] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Druk op [
] of [
] om [Papierinvoer aanpassen] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Druk op de knop [B&W Start] of [Color Start].
Er wordt een testpatroon afgedrukt, zodat u de papierinvoer kunt aanpassen.
Controleer de optimale aanpassingswaarden op het afgedrukte testpatroon.
De optimale aanpassingswaarde is het getal dat aan de linkerzijde van het meest lichtgrijze vierkantje wordt weergegeven met rechte horizontale lijnen aan beide zijden. Wanneer dit getal "+2" is, is "+2" de optimale aanpassingswaarde.

Wanneer horizontale lijnen naast het meest lichtgrijze vierkantje gebroken zijn, selecteert u de optimale aanpassingswaarde door te verwijzen naar de lijnen die in tegenovergestelde richting zijn gebroken. Wanneer het vierkantje "+2" het meest lichtgrijze vierkantje is en de horizontale lijnen "+6" in tegengestelde richting onderbroken zijn, ligt de optimale aanpassingswaarde tussen "+3" en "+5". Controleer na de aanpassing het resultaat van de aanpassing.

Druk op [Aanpas.].
Voer de optimale aanpassingswaarden (-14 tot +14) uit stap 7 in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Druk op [Afsluiten].
Druk op de [Escape]-knop.
![]()
Als er na de aanpassing nog steeds zwarte of witte strepen worden afgedrukt, dient u de waarde met 1 aan te passen en "Aanpas." uit te voeren.
Als er zwarte strepen worden afgedrukt, dient u de aanpassingswaarde te verhogen.
Als er witte strepen worden afgedrukt, dient u de aanpassingswaarde te verlagen.
Blijf de waarde aanpassen en "Aanpas." uitvoeren tot de zwarte of witte strepen verdwijnen.