Koptekst overslaan
 

De coderingssleutel instellen

1Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].

2Druk op [Log-in].

3Voer het log-inwachtwoord in en druk vervolgens op de knop [OK].

4Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Systeeminstel.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.

5Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Interface-instell.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.

6Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [IEEE 802.11] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.

7Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Gedet. inst.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.

8Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Pre-shared Key Format] weer te geven en druk vervolgens op [OK].

9Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Passphrase] of [Hex] te selecteren en druk vervolgens op [OK].

10Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Pre-shared Key] te selecteren en druk vervolgens op [OK].

11Voer het vooraf gedeelde wachtwoord in en druk op [OK].

  • U kunt 8 tot 63 tekens invoeren bij [Passphrase].

  • U kunt maximaal 64 hexadecimale tekens invoeren bij [Hex].

12Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Key Length] weer te geven en druk vervolgens op [OK].

13Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [64bit] of [128bit] te selecteren en druk vervolgens op [OK].

14Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Key Format] weer te geven en druk vervolgens op [OK].

15Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [ASCII (5 digits)], [Hex (10 digits)], [ASCII (13 digits)] of [Hex (26 digits)] te selecteren en druk vervolgens op [OK].

  • Als u [64bit] bij [Key Length] hebt geselecteerd, kunt u 5 tekens invoeren voor [ASCII (5 digits)] of 10 tekens voor [Hex (10 digits)].

  • Als u [128bit] bij [Key Length] hebt geselecteerd, kunt u 13 tekens invoeren voor [ASCII (13 digits)] of 26 tekens voor [Hex (26 digits)].

16Druk op [Pijl-omhoog] of [Pijl-omlaag] om [Encryption Key] te selecteren en druk vervolgens op [OK].

17Voer het coderingswachtwoord in en druk op [OK].

  • Als u [WPA-EAP] bij [Encryption] hebt geselecteerd, of [WPA2 (AES)] bij [WPA], geef dan [EAP Type] op.

  • Als u de verificatieserver gebruikt, geef dan [EAP Type], [EAP User ID], [RADIUS User Name] en [RADIUS User Password] op om de beveiliging uit te breiden.