Koptekst overslaan
 

Berichten die worden weergegeven op de clientcomputer

In dit gedeelte worden de meest waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen beschreven voor de meest gangbare foutberichten die worden weergegeven op de clientcomputer wanneer het TWAIN-stuurprogramma wordt gebruikt. Indien er een bericht verschijnt dat hier niet wordt beschreven, volg dan de aanwijzingen in het bericht.

Meldingen

Oorzaken

Oplossing

“Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord of Driver coderingstoets is onjuist.”

De ingevoerde log-in gebruikersnaam, het wachtwoord of de coderingssleutel voor het stuurprogramma was ongeldig.

Controleer uw log-in gebruikersnaam, het log-in wachtwoord of de coderingssleutel voor het stuurprogramma en voer deze juist in. Voor meer informatie over de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord en over de coderingssleutel voor het stuurprogramma, raadpleegt u de Veiligheidshandleiding.

“Authentificatie is succesvol. De toegangsprivileges voor de scannerfunctie zijn geweigerd.”

De aangemelde gebruiker is niet gemachtigd om de scannerfunctie te gebruiken.

Raadpleeg de Veiligheidshandleiding voor details over het instellen van gebruikersrechten.

“Bel de service-dienst”

“Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.”

Er is een onherstelbare fout opgetreden in het apparaat.

Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

“Kan geen scanmodi meer toevoegen.”

Het maximale aantal registreerbare scanmodi is overschreden.

Het maximale aantal modi dat kan worden opgeslagen is 100. Verwijder onnodige modi.

“Kan geen verbinding maken met de scanner. Controleer de instellingen voor het toegangsmasker van het netwerk in Gebruikersinstellingen.”

Er is een toegangsmasker ingesteld.

Neem voor meer informatie over het toegangsmasker contact op met uw beheerder.

“Kan papierformaat van het origineel niet detecteren. Specificeer het scanformaat.”

Het geplaatste origineel is niet goed geplaatst.

  • Plaats het origineel op de juiste manier.

  • Geef het scanformaat op.

  • Wanneer u een origineel direct op de glasplaat plaatst, dan schakelt het optillen/laten zakken van de ADF het automatische detectieproces origineelformaat in. Til de ADF onder een hoek van 30 graden of meer op.

“Kan scanner "XXX", die voor de vorige scan is gebruikt, niet vinden. "YYY" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.”

"XXX" en "YYY" geven scannernamen aan.

De hoofdstroomschakelaar van de eerder gebruikte scanner staat niet op "Aan".

Controleer of de hoofdstroomschakelaar van de scanner die voor de vorige scan is gebruikt, is ingeschakeld.

“Kan scanner "XXX", die voor de vorige scan is gebruikt, niet vinden. "YYY" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.”

"XXX" en "YYY" geven scannernamen aan.

Het apparaat is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of de eerder gebruikte scanner correct op het netwerk is aangesloten.

  • Annuleer de persoonlijke firewall van de clientcomputer. Voor meer informatie, zie Windows Help.

  • Gebruik een toepassing zoals telnet om te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Om te weten hoe u dit kunt controleren, raadpleegt u Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.

  • Selecteer de scanner die voor de vorige scan gebruikt is.

“Kan geen scangebieden meer opnemen.”

Het maximale aantal registreerbare scangebieden is overschreden.

Het maximale aantal scangebieden dat kan worden opgeslagen is 100. Verwijder onnodige scangebieden.

“Verwijder onjuiste invoer in ADF.”

Er is een papierstoring opgetreden in de ADF.

  • Verwijder vastgelopen originelen en plaats ze opnieuw. Voor meer informatie over vastgelopen papier, zie Vastgelopen papier verwijderen.

  • Als het papier vastloopt, verwijdert u de vastgelopen originelen.

  • Controleer of de originelen geschikt zijn om te worden gescand door het apparaat.

“Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.”

Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.

Controleer of de clientcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.

“Er is een fout opgetreden in de scanner.”

Er is een fout opgetreden in het stuurprogramma.

  • Controleer of de netwerkkabel correct op de clientcomputer is aangesloten.

  • Controleer of de Ethernetkaart van de clientcomputer correct wordt herkend door Windows.

  • Controleer of de clientcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.

“Er is een fout opgetreden in de scanner.”

De in de toepassing opgegeven scanvoorwaarden hebben het instelbereik van het apparaat overschreden.

Controleer of de scaninstellingen die met de toepassing zijn gemaakt, het instelbereik van het apparaat overschrijden.

“Er is een fatale fout opgetreden in de scanner.”

Er is een onherstelbare fout opgetreden in het apparaat.

Er is een onherstelbare fout opgetreden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

“Onvoldoende geheugen. Sluit alle andere programma's en scan opnieuw.”

Het geheugen is ontoereikend.

  • Sluit alle onnodige toepassingen die worden uitgevoerd op de clientcomputer.

  • Maak installatie van het TWAIN-stuurprogramma ongedaan en installeer het opnieuw nadat u de computer opnieuw heeft opgestart.

“Onvoldoende geheugen. Maak het scangebied kleiner.”

Het scannergeheugen is ontoereikend.

  • Reset het scanformaat.

  • Verlaag de resolutie.

  • Stel in zonder compressie. Zie de helpfunctie van het TWAIN-stuurprogramma voor meer informatie over de instellingen.

Het probleem kan veroorzaakt worden door het volgende:

  • Het scannen kan niet worden uitgevoerd als er grote waarden zijn ingesteld voor helderheid bij gebruik van halftone-resolutie of een hoge resolutie. Voor meer informatie over het verband tussen scaninstellingen, zie Scannen.

  • Als het papier vastloopt, kunt u een origineel mogelijk niet scannen. Verwijder vastgelopen papier en scan het origineel opnieuw.

“Ongeldige Winsock-versie. Gebruik versie 1.1 of hoger.”

U gebruikt een ongeldige versie van Winsock.

Installeer het besturingssysteem van de computer of kopieer Winsock van de cd-rom van het besturingssysteem.

“Er is geen Gebruikerscode geregistreerd. Neem contact op met uw systeembeheerder.”

Toegang is beperkt met gebruikerscodes.

Voor meer informatie over gebruikercodeverificatie raadpleegt u de Veiligheidshandleiding.

“Geen reactie van de scanner.”

Het apparaat of de clientcomputer is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of het apparaat of de clientcomputer correct op het netwerk is aangesloten.

  • Schakel de persoonlijke firewall van de clientcomputer uit. Voor meer informatie, zie Windows Help.

“Geen reactie van de scanner.”

Het netwerk is bezet.

Wacht even en probeer dan opnieuw een verbinding tot stand te brengen.

“Scanner is in gebruik voor een andere functie. Een ogenblik geduld.”

Een functie van het apparaat (niet de scannerfunctie) wordt gebruikt als de kopieerfunctie.

  • Wacht even en probeer opnieuw een verbinding tot stand te brengen.

  • Annuleer de taak die momenteel wordt verwerkt. Druk bijvoorbeeld op [Afsluiten] en vervolgens op de [Home]-knop. Druk vervolgens op het pictogram [Kopieerapparaat] in het [Home]-scherm en druk vervolgens op de [Stop]-knop. Bij de melding “Stop is ingedrukt. Kopiëren en andere afdruktaken die verwerkt werden en die gestopt konden worden, zijn uitgesteld. Om door te gaan met kopiëren en afdrukken, druk op [Doorgaan], om kopiëren te annuleren, druk op [Kopiëren annuleren]. Om overige uitgestelde taken te verwijderen, druk op [Takenlijst].” drukt u op [Kopiëren annul.].

“Scanner is niet beschikbaar in het gespecificeerde apparaat.”

De TWAIN-scannerfunctie kan niet worden gebruikt op dit apparaat.

Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

De hoofdschakelaar van het apparaat staat uit.

Zet de hoofdstroomschakelaar aan.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

Het apparaat is niet correct op het netwerk aangesloten.

  • Controleer of het apparaat correct op het netwerk is aangesloten.

  • Deselecteer de persoonlijke firewallfunctie van de clientcomputer. Voor meer informatie, zie Windows Help.

  • Gebruik een toepassing zoals telnet om te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Om te weten hoe u dit kunt controleren, raadpleegt u Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen.

“De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.”

Netwerkcommunicatie is niet beschikbaar omdat het IP-adres van het apparaat niet kan worden verkregen van de hostnaam. Als alleen "IPv6" is ingesteld op [Actief], kan het IPv6-adres mogelijk niet worden verkregen.

  • Controleer of de hostnaam van het apparaat is opgegeven in de Netwerkverbindingstool. Controleer voor het WIA-stuurprogramma het tabblad [Netwerk] in de eigenschappen.

  • Gebruik Web Image Monitor om "LLMNR" van "IPv6" in te stellen op [Actief].

  • In Windows XP kan het IPv6-adres worden verkregen van de hostnaam. Geef het IPv6-adres van het apparaat op in de Netwerkverbindingstool.

“Scanner is niet gereed. Controleer de scanner en de opties.”

De klep van de ADF staat open.

Controleer of de afdekplaat van de ADF gesloten is.

“Deze naam wordt al gebruikt. Controleer de geregistreerde namen.”

U heeft geprobeerd een naam te registreren die al wordt gebruikt.

Gebruik een andere naam.