De volgende procedure beschrijft hoe u een Opgeslagen afdrukbestand kunt afdrukken.
Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken].
Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven.
Klik in het pop-upmenu op [Job Log].
Klik in het pop-upmenu [Job Type:] op [Stored Print] of [Store and Print].
Opgeslagen afdruk
Slaat het bestand op in de printer zodat het op een later tijdstip kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel.
Opslaan en Afdrukken
Het bestand wordt direct afgedrukt en tevens op het apparaat opgeslagen.
Voer in het vak [User ID:] een gebruikers-ID in van maximaal acht alfanumerieke (a-z, A-Z, 0-9) tekens. U kunt desgewenst ook een bestandsnaam en wachtwoord invoeren.
Aan de hand van een gebruiker-ID kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken.
U kunt aan een opgeslagen document een wachtwoord toekennen, maar dit is niet verplicht.
Dit is het wachtwoord dat moet worden ingevoerd om bestanden af te drukken en te verwijderen.
Nadat u de instellingen heeft opgegeven, klikt u op [Print].
Het bestand wordt in het apparaat opgeslagen.
Volg onderstaande stappen om het document af te drukken.
Zie "Opgeslagen afdrukbestanden verwijderen" als u de documenten wilt verwijderen.
Druk op het bedieningspaneel van het apparaat op de knop [Printer] om het printerscherm weer te geven.
Druk op [Afdruktak.].
Druk op [Lijst opgesl. afdr.tk.].
Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden die opgeslagen op het apparaat zijn, weergegeven.
Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
Selecteer het afdrukbestand dat u wilt controleren en druk vervolgens op [Afdrukken].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als u een wachtwoord instelt in het printerstuurprogramma wordt een scherm weergegeven voor het bevestigen van het wachtwoord. Voer het wachtwoord in.
Raadpleeg uw bestandbeheerder als u uw wachtwoord bent vergeten.
Voer het aantal sets in met de cijfertoetsen en druk daarna op [Ja].
U kunt maximaal 999 sets invoeren.
Druk op de [Wis/Stop]-knop om invoerfouten te herstellen.
Het opgeslagen bestand wordt afgedrukt.
![]()
Om het afdrukken te stoppen nadat het werd gestart, drukt u op [Afsluiten] tot het printerscherm wordt geopend. Druk vervolgens op [Taak reset]. Het opgeslagen bestand wordt niet verwijderd, zelfs niet nadat op [Taak reset] is gedrukt.
Het opgeslagen bestand dat naar het apparaat is verstuurd, wordt niet verwijderd, tenzij u een bestand verwijdert of [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.] selecteert. Raadpleeg "Systeem" voor meer informatie over de instellingen van [Opgesl. afdr.tk. autom. verw.].