![]() ![]() | ![]() | ||
![]()
Plaats het papier met de reeds bedrukte kant (de voorkant) naar beneden. Als u de Booklet Finisher SR5040 gebruikt, plaats dan de vellen met de bedrukte zijde omlaag.
Plaats het papier in de tusseneenheid in dezelfde richting als het papier in de papierlade.
De niet- of perforeerlocaties bevinden zich aan de linkerkant van het papier wanneer u met uw gezicht naar het apparaat staat.
Leg niets op de sensor liggen en laat er geen documenten op achter. Dit kan tot gevolg hebben dat het papierformaat niet correct wordt gescand of tot papierstoringen leiden.
Wanneer u de Z-vouwfunctie gebruikt en tegelijkertijd vellen papier via de tussenvoegeenheid invoert, wijzigt u het papierformaat in de tussenvoegeenheid aan de hand van de lade waar de afdrukken worden afgeleverd. Anders kan dit leiden tot een papierstoring.
Gebruik hetzelfde formaat als het Z-vouwpapier om af te leveren in de Finisher bovenuitvoer of de Finisher staffeluitvoer.
Gebruik A4
, A5![]()
, B5 JIS![]()
, 81/2 × 11
, 8 × 10![]()
, 71/4 × 101/2
, 51/2 × 81/2![]()
, 16K
, SRA4
of een aangepast formaat (horizontale lengte van 257,0 mm of minder) om af te leveren in de multivouweenheidlade.
Druk de ontgrendelingshendel in en lijn tegelijkertijd de zijafscheidingen uit op het te plaatsen papierformaat.

Plaats het papier netjes. Druk de zijafscheidingen dicht tegen het geplaatste papier aan.
Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering.

Als u papier plaatst dat groter is dan A4 moet u de verlengsteun uittrekken.
![]()
Elke lade heeft een maximale capaciteit van 200 vellen papier.
Als u een papierformaat plaatst dat niet automatisch wordt geselecteerd, moet u het papierformaat via het bedieningspaneel opgeven. Raadpleeg voor meer informatie Wijziging naar een papierformaat dat niet automatisch gedetecteerd wordt.
Wanneer papier in de tussenvoegeenheid wordt geplaatst, dient u ervoor te zorgen dat het papier in de richting wordt geplaatst waarin het wordt afgeleverd.