![]() ![]() | ![]() | ||
In dit onderdeel worden de waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen die kunnen voorkomen als u afdrukt vanaf een computer beschreven.
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
De afdruk op de hele pagina is wazig. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
De afdruk op de hele pagina is wazig. |
Het papier is niet geschikt. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. (Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen). Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
De afdruk op de hele pagina is wazig. |
Als het selectievakje [Toner besparen] is aangevinkt in de instellingen van het printerstuurprogramma, dan zal de gehele pagina vaag worden afgedrukt. |
|
De afgedrukte afbeeldingen bevatten vlekken. |
Instellingen voor dik papier zijn mogelijk niet gemaakt bij het afdrukken op dik papier in de handinvoer. |
|
De afgedrukte afbeeldingen bevatten vlekken. |
Als u afdrukt op grof of bewerkt papier, dan kan dat leiden tot vage afdrukafbeeldingen. |
Gebruik alleen papier dat wordt aanbevolen door de leverancier. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
De afgedrukte afbeeldingen bevatten vlekken. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
De afgedrukte afbeeldingen bevatten vlekken. |
Controleer of het apparaat op een vlakke ondergrond staat. Het apparaat moet op een stabiele en vlakke ondergrond staan. |
Controleer de omgeving om te bepalen waar u het apparaat plaatst. Zie de handleiding Over dit apparaat. |
De afgedrukte afbeeldingen bevatten vlekken. |
Het papier is gekreukt, gekruld of beschadigd. |
Wrijf de kreuken uit het papier of gebruik ander papier. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Afbeeldingen vlekken als men er over wrijft. De toner hecht dus niet goed. |
De opgegeven papiersoort en het daadwerkelijk geplaatste papier verschillen wellicht van elkaar. Er kan bijvoorbeeld dik papier zijn gebruikt, terwijl dit niet is opgegeven als de papiersoort. |
|
De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerdisplay. |
Afdrukken wordt uitgevoerd door de grafische verwerkingsfunctie van het apparaat. |
|
De afbeelding is te donker of te licht. |
De instellingen voor de papiersoort zijn niet correct opgegeven. |
Controleer of het papier dat in de papierlade of de handinvoerlade zit, overeenkomt met de papiersoort op het display. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
De afbeelding is te donker of te licht. |
Het papier wordt geplaatst met de achterzijde naar boven. |
Voordat u kunt afdrukken op speciaal papier, moet u de oppervlakte ervan nauwkeurig controleren. Als u afdrukt op oppervlakken die niet geschikt zijn, kan de afdrukkwaliteit lager zijn en kunnen de interne onderdelen van het apparaat beschadigd worden. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
De afbeelding is vuil. |
Als u niet-aanbevolen toner gebruikt, kan de afdrukkwaliteit lager zijn en kunnen andere problemen ontstaan. |
Gebruik alleen toner van de leverancier zelf. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. |
Het afdrukresultaat verschilt van het display. |
Er wordt een ander besturingssysteem dan Windows gebruikt. |
Controleer of de toepassing het printerstuurprogramma ondersteunt. |
Het afdrukresultaat verschilt van het display. |
Het apparaat wordt niet geselecteerd voor afdrukken. |
Gebruik het printerstuurprogramma van het apparaat en controleer of het apparaat de toegewezen printer is. Zie de Printerhandleiding. |
Het afdrukresultaat verschilt van het display. |
De verzending van de gegevens is mislukt of werd geannuleerd tijdens het afdrukken. |
Controleer of er gegevens overblijven waarvan de verzending mislukt is of geannuleerd werd. Zie de Printerhandleiding. |
De tekens verschillen van het display. |
Het geplaatste papier is niet geschikt. |
Als u afdrukt op aanbevolen papier, is de resolutie beter. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Het duurt te lang voor het afdrukken wordt voortgezet. |
De gegevens zijn zo groot of complex dat het een tijdje duurt voor ze zijn verwerkt. |
Als het indicatielampje voor gegevensontvangst knippert, worden de gegevens verwerkt. Wacht dan tot het afdrukken voortgezet wordt. |
Het duurt te lang voor het afdrukken wordt voortgezet. |
Het apparaat stond in de energiespaarstand. |
Om verder te gaan vanuit de energiespaarstand moet het apparaat opwarmen en dat duurt even. Zie de handleiding Over dit Apparaat. |
Het papier wordt niet vanuit de juiste lade doorgevoerd. |
Wanneer een Windows-besturingssysteem gebruikt, dan kunnen de instellingen van het printerstuurprogramma de instellingen die worden gebruikt op het bedieningspaneel opheffen. |
|
Sommige soorten gegevens, zoals grafische gegevens of gegevens uit bepaalde toepassingen, kunnen niet worden afgedrukt. |
De instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Sommige tekens worden niet afgedrukt of zien er vreemd uit. |
De instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
De afdruksnelheid of de snelheid van vrijgave vanuit de toepassing is laag. |
De instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. Sluit eventuele andere toepassingen. |
Het afdrukken stopt terwijl de taak nog niet klaar is. |
Er kan een fout zijn opgetreden. |
Controleer het display van het apparaat om te zien of zich een fout heeft voorgedaan. |
De positie van de afbeelding verschilt van het display. |
De instellingen van de paginalay-out werden niet juist ingevoerd. |
Controleer de instellingen voor de paginalay-out die met deze toepassing werden ingevoerd. Raadpleeg de helpfunctie van de toepassing. |
De positie van de afbeelding verschilt van het display. |
De instellingen van de paginalay-out werden niet juist ingevoerd. |
|
De afgedrukte afbeelding verschilt van de afbeelding op het computerscherm. |
Met bepaalde functies, zoals vergroten en verkleinen, kan de lay-out van afbeeldingen verschillen met de lay-out op het computerdisplay. |
Wijzig in de toepassing de lay-out, tekengrootte en tekeninstellingen. |
De afdruk is scheef. |
Het papier wordt scheef ingevoerd. |
Plaats het papier op de juiste wijze. Zie de handleiding Over dit Apparaat. |
De afdruk is scheef. |
De klep van het apparaat is open. |
Zorg ervoor dat de kleppen rechts en rechtsonder goed gesloten zijn. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het aantal geplaatste vellen overschrijdt de maximale capaciteit van het apparaat. |
Stapel papier niet boven de bovenste markeringen op de zijafscheidingen van de papierlade of handinvoerlade. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het papier is te dik of te dun. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Het kopieerpapier is verkreukeld of gevouwen/gekreukeld. |
Gebruik alleen aanbevolen papier en zorg ervoor dat dit wordt opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Voor meer informatie over het aanbevolen papier en de juiste manier om dit te op te slaan, zie Over dit apparaat. |
Er treden geregeld papierstoringen op. |
Er wordt bedrukt papier gebruikt. |
Plaats geen vellen die al eerder gekopieerd of bedrukt zijn door een ander apparaat. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is vochtig. |
Gebruik papier dat is opgeslagen onder de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat voor meer informatie over de juiste wijze van papieropslag. |
Kopieerpapier raakt gekreukeld. |
Het papier is te dun. |
Gebruik papier dat geschikt is voor dit apparaat. Raadpleeg de handleiding Over dit apparaat. |
Er worden verminkte tekens afgedrukt. |
De juiste printertaal is mogelijk niet geselecteerd. |
Stel de juiste printertaal in. |
Afbeeldingen worden afgedrukt in de verkeerde richting. |
De invoerrichting die u heeft geselecteerd en de invoerrichting die is geselecteerd in de instellingen van het printerstuurprogramma zijn mogelijk niet identiek. |
Stel de invoerrichting in het apparaat en die in het printerstuurprogramma op elkaar af. Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Er is een aanzienlijke vertraging tussen de startinstructie voor afdrukken en het daadwerkelijke afdrukken. |
De "Slaapstand" is mogelijk ingesteld. |
Het apparaat heeft tijd nodig om op te warmen als het uit de "Slaapstand" komt. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen en Over dit apparaat. |
Er is een aanzienlijke vertraging tussen de startinstructie voor afdrukken en het daadwerkelijke afdrukken. |
De verwerkingstijd hangt af van het volume van de gegevens. Een hoog volume, zoals documenten met veel afbeeldingen, duurt langer om te verwerken. |
Als het lampje voor gegevensontvangst knippert, dan heeft het apapraat gegevens ontvangen. Wacht even. Als u de volgende instelling in het printerstuurprogramma maakt, kan de werklast van de computer verminderen. Voor uitleg over het openen van het dialoogvenster afdrukvoorkeuren, zie de Printerhandleiding.
|
Afbeeldingen worden anders afgedrukt dan ze op het scherm verschijnen. |
Als het printerstuurprogramma is geconfigureerd om de opdracht als 'afbeelding' te zien, dan wordt deze instelling van het apparaat gebruikt voor het afdrukken. |
Als u nauwkeurig wilt afdrukken, stel dan het printerstuurprogramma in voor afdrukken zonder de opdracht 'Afbeelding' te gebruiken. Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Afgedrukte foto's zijn onscherp. |
Sommige toepassingen drukken af met een lagere resolutie. |
Gebruik de instellingen van de toepassing om een hogere resolutie op te geven. |
Volle lijnen worden afgedrukt als stippellijnen. |
Ditherpatronen komen niet overeen. |
Voer de volgende instellingen in met het printerstuurprogramma:
|
Optionele componenten die zijn aangesloten op het apparaat worden niet herkend onder Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003R2/2008. |
Bidirectionele communicatie werkt niet. |
Stel optionele apparaten in bij Eigenschappen van het apparaat. Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Onder Windows 2000/XP/Vista of Windows Server 2003/2003R2/2008 is het resultaat van automatisch verkleind / vergroot afdrukken niet wat u verwacht. |
- |
Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de toepassing overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en een andere richting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting. |
De afdruktaak wordt, zelfs als het apparaat op offline wordt gezet, niet geannuleerd. |
- |
Zelfs als het apparaat offline is, wordt het afdrukken uitgevoerd als [Prioriteit taakacceptatie] is geselecteerd voor [Signaalcontrole] in [Parallele Interface] in [Instell. Interface] onder [Systeeminstellingen]. Selecteer [Printerprioriteit] voor [Signaalcontrole]. Raadpleeg de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen. |
De afbeeldingen zijn niet volledig of er worden te veel pagina's afgedrukt. |
Mogelijk gebruikt u papier dat kleiner is dan het formaat dat in de toepassing is geselecteerd. |
Gebruik hetzelfde formaat papier als dat u in de toepassing hebt geselecteerd. Als u geen papier van het juiste formaat kunt plaatsen, gebruikt u de verkleiningsfunctie om de afbeelding te verkleinen en drukt u deze vervolgens af. Zie de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
Dubbelzijdig afdrukken kan niet worden uitgevoerd met papier dat is ingesteld in de handinvoerlade. |
Wanneer u dubbelzijdig afdrukken gebruikt, maak de instellingen dan zo dat papier uit een andere lade wordt gebruikt dan uit de handinvoerlade. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
U hebt dik papier, OHP-transparanten of etiketten opgegeven als papiersoort. |
Geef een andere papiersoort op. |
Dubbelzijdig afdrukken veroorzaakt storingen. |
Dubbelzijdig afdrukken kan niet worden uitgevoerd met een lade waarvoor [Uit] is opgegeven als papiersoort in het menu systeeminstellingen. |
Wijzig de instelling voor papiersoort voor de lade in [Aan] in het menu systeeminstellingen. Zie de Handleiding Netwerk- en Systeeminstellingen. |
Onder Windows 2000/XP/Vista of Windows Server 2003/2003R2/2008 is het resultaat van gecombineerd afdrukken of het afdrukken als een boekje niet wat u verwacht. |
De toepassing of instellingen voor het printerstuurprogramma zijn niet correct uitgevoerd. |
Zorg ervoor dat de instellingen voor het papierformaat en de richting van de toepassing overeenstemmen met die van het printerstuurprogramma. Als er een ander papierformaat en een andere richting zijn ingesteld, selecteer dan hetzelfde formaat en dezelfde richting. |
Er is een afdrukopdracht uitgegeven vanaf de computer, maar het afdrukken startte niet. |
Het is mogelijk dat gebruikerscodebeheer werd ingesteld. |
Vraag de beheerder naar geldige gebruikerscodes. Om af te drukken, moet de gebruikerscode zijn ingevoerd vanaf het printerstuurprogramma. |
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
Probleem |
Oorzaak |
Oplossing |
|---|---|---|
Afbeeldingen worden scheef afgedrukt. |
Wellicht zijn de zijafscheidingen van de lade niet vergrendeld. |
Controleer of de zijafscheidingen zijn vergrendeld. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding Over dit apparaat. |
Vellen worden samen ingevoerd, met papierstoringen als resultaat. |
Vellen kleven aan elkaar. |
Blader de vellen grondig voordat u ze plaatst. Helpt dit niet, kijk dan of het lukt wanneer u de vellen één voor één invoert. |
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger.