![]() ![]() | ![]() | ||
Volg de volgende procedure om documenten af te drukken met de normale afdrukfunctie met het printerstuurprogramma.
![]()
Zorg ervoor dat de instellingen voor de geïnstalleerde opties en het geplaatste papier op de juiste manier zijn geconfigureerd voordat u afdrukt.
Voor het PCL 6-printerstuurprogramma:
Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren in de oorspronkelijke toepassing van het document.
Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren...] wordt weergegeven.
Klik op het tabblad [Snelkeuzes], als dat nog niet geselecteerd is.
Selecteer [Normale afdruk] in de lijst [Job type:].
Als u meerdere exemplaren wilt afdrukken, geeft u het aantal sets op in het vakje [Kopieën:].
In de lijst [Documentformaat:] selecteert u het formaat van het af te drukken origineel.
In de lijst [Afdrukrichting:] selecteert u [Staand] of [Liggend] als de afdrukrichting van het origineel.
In de lijst [Invoerlade] selecteert u de papierlade met het papier waarop u wilt afdrukken.
Als u [Automatische ladekeuze] in de lijst [Invoerlade] selecteert, wordt de bronlade automatisch geselecteerd op basis van het opgegeven papierformaat en -type.
Selecteer de papiersoort die in de papierlade zit in de lijst [Papiersoort:]
Om de huidige instelling in de lijst met snelkeuzes op te slaan, klikt u op [Huidige instellingen registr...]. Voer een naam en opmerking die de instelling omschrijft in en klik dan op [OK].
Het onlangs geregistreerde pictogram verschijnt in het gebied van [Snelkeuzelijst:].
Klik op [OK] om het dialoogvenster printervoorkeuren te sluiten.
Druk het document af met de afdrukfunctie in de toepassing waarin het document is opgesteld.
Voor het PCL-5e-printerstuurprogramma:
Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren in de oorspronkelijke toepassing van het document.
Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren...] wordt weergegeven.
Selecteer [Normale afdruk] in de lijst [Job type:].
Als u meerdere exemplaren wilt afdrukken, geeft u het aantal sets op in het vakje [Kopieën:].
In de lijst [Afdrukrichting:] selecteert u [Staand] of [Liggend] als de afdrukrichting van het origineel.
Klik op het tabblad [Papier].
In de lijst [Documentformaat:] selecteert u het formaat van het af te drukken origineel.
In de lijst [Invoerlade:] selecteert u de papierlade met het papier waarop u wilt afdrukken.
Als u [Automatische ladekeuze] in de lijst [Invoerlade:] selecteert, wordt de bronlade automatisch geselecteerd op basis van het opgegeven papierformaat en -type.
In de lijst [Papiersoort:] selecteert u het papiersoort dat in de papierlade geplaatst is.
Klik op [OK] om het dialoogvenster printervoorkeuren te sluiten.
Druk het document af met de afdrukfunctie in de toepassing waarin het document is opgesteld.
![]()
De papiersoorten die in de papierlades zitten, worden weergegeven op het display van de printer. Hierdoor kunt u zien welke lade het geselecteerde papiertype bevat.Echter, de papiertype-instelling in het dialoogvenster afdrukvoorkeuren kan anders zijn dan het type dat wordt weergegeven op het display van de printer.
Als de lade waarin het opgegeven papierformaat en -type geplaatst is niet beschikbaar is, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het bedieningspaneel van het apparaat. Als dit gebeurt, dient u de instructies in het bericht op te volgen om een een papierlade op te geven en gedwongen af te drukken. U kunt ook de knop Job reset indrukken om het afdrukken te annuleren. Zie "Als zich een fout voordoet met het opgegeven papierformaat en -type" voor meer informatie.