![]() ![]() | ![]() | ||
In dit gedeelte vindt u informatie en aanbevelingen over enveloppen.
![]()
Dit apparaat kan alleen afdrukken op de enveloppen die hieronder staan beschreven. NB: Ook de enveloppen die hieronder staan beschreven, kunnen vast komen te zitten als de sluiting te lang is of een vreemde vorm heeft.
Soorten enveloppen |
Ondersteund |
|---|---|
|
Ondersteund |
|
Ondersteund |
|
Niet ondersteund |
Stapel de enveloppen niet hoger dan de limietmarkering. Als u geforceerd veel enveloppen probeert te plaatsen, kan er een storing ontstaan.
Gebruik geen vensterenveloppen.
Alleen enveloppen die minstens 148 mm breed zijn met open flappen kunnen worden geplaatst in
richting.
Als u enveloppen
plaatst, moeten de flappen volledig open zijn. Anders kunnen ze misschien vastlopen.
Als u enveloppen in
richting met gesloten flappen plaatst, kunnen de flappen aan de envelop vastplakken, afhankelijk van of de lijm tijdens het afdrukken door de temperatuur of vochtigheid beïnvloedt wordt.
Als u wilt afdrukken op enveloppen, plaats deze dan in de handinvoer of in de papierlade voor klein papier. Zorg ervoor dat u het juiste papiertype opgeeft. Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen in de papierlade, zie "Het papierformaat wijzigen". Voor informatie over kopiëren op enveloppen, raadpleeg de Kopieer- en Document Serverhandleiding. Voor informatie over hoe u op enveloppen kunt afdrukken, raadpleeg de Printerhandleiding.
Voor enveloppen gelden de volgende specificaties:
Gewicht: 82
120 g/m2 (20
32 lb. bankpost)
Papierformaat: 41/8 × 91/2![]()
, 37/8 × 71/2
, C5 Env![]()
, C6 Env![]()
, DL Env![]()
![]()
![]()
Plaats enveloppen met de adreszijde naar beneden wanneer u de handinvoer gebruikt. Indien u enveloppen in de papierlade voor klein papier plaatst, leg ze dan met de adreszijde naar boven gericht in de lade.
De grootte van de enveloppen die u kunt plaatsen hangt van de lade af. Voor meer informatie, raadpleeg "Aanbevolen papierformaten en -typen".
Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort.
Voordat u enveloppen plaatst, drukt u ze naar beneden om lucht eruit te laten en de vier randen glad te maken. Strijk de voorste randen (de randen die het apparaat ingaan) van de enveloppen met een potlood of liniaal glad voordat u de enveloppen plaatst.
Waaier de enveloppen voordat u ze plaatst om ze van elkaar los te maken en te voorkomen dat de lijm die erop zit de enveloppen aan elkaar plakt.
Sommige soorten enveloppen kunnen vastlopen of rimpelen, en kan de afdruk erop slecht zijn.
De afdrukkwaliteit van enveloppen kan onregelmatig zijn als delen van de enveloppen verschillende diktes hebben. Druk een of twee enveloppen af om de afdrukkwaliteit te controleren.
Een hoge temperatuur en een hoge vochtigheidsgraad reduceren de afdrukkwaliteit en zorgen ervoor dat de enveloppen gaan kreukelen.