In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het scanformaat kunt opgeven op basis van het formaat van het huidige origineel.
Druk op [Verkleinen/vergroten].

Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [
][
] om het formaat van het origineel te selecteren en druk daarna op [OK].
Als u een andere instelling hebt gekozen dan [Aangepast], hoeft u de resterende stappen van de procedure niet uit te voeren.
Druk op [
][
] om [mm] of [inch] te selecteren en druk op [OK].
Geef de horizontale waarde op met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Met [
][
] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0,1 inch.
Geef de verticale waarde op met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Met [
][
] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0,1 inch.
![]()
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[
]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van de [Documentformaat] wijzigen zodat originelen altijd met een bepaald scanformaat worden gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
![]()
Zie Scannerinstellingen
voor meer informatie over [Documentformaat].
Zie Beheerdersinstellingen
voor meer informatie over [Autom. wissen].