De invoermodus voor tekst wordt geactiveerd wanneer u namen opgeeft.
Beschikbare tekens
U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren.

Gebruik de toetsen in deze modus als volgt:
Teken invoeren
Druk herhaaldelijk op een cijfertoets totdat het gewenste teken wordt weergegeven.
Wanneer u twee tekens achter elkaar invoert waarvoor u dezelfde cijfertoets gebruikt, drukt u na het invoeren van het eerste teken op [
].
Spatie invoegen
Plaats de cursor op de plaats waar u een spatie wilt invoegen, druk op [
] en houd de toets ingedrukt totdat de spatie is ingevoegd. Als u op de meest rechtse positie een spatie wilt invoegen, drukt u tweemaal op [
].
De cursor naar links of rechts verplaatsen
Druk op [
] om de cursor naar links te verplaatsen en op [
] om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Als u een teken invoert wanneer zich een teken op de cursorpositie bevindt, verschuift het huidige teken naar rechts.
Teken verwijderen
Plaats de cursor op het teken dat u wilt verwijderen, druk op [
] en houd de toets vast totdat het teken is verwijderd.
Alle tekens verwijderen
Druk op [Wissen/Stop].
![]()
Wanneer het maximum aantal tekens is ingevoerd, worden tekens die daarna worden ingevoerd, genegeerd.