![]() ![]() | ![]() | ||
Als u kopieert op dik papier, selecteer dan de papiersoort en het formaat.
Open de handinvoer en plaats het papier met de te kopiëren zijde naar boven tot u het geluidssignaal hoort.
Positioneer de papiergeleiders op basis van het papierformaat.
Druk op de toets [Handinvoer] en druk vervolgens op de toets [
].
Druk op [Papiertype].
Selecteer het papiertype (één van [Dik papier 1], [Dik papier 2] en [Dik papier 3]) en druk vervolgens op [OK].

Selecteer [Dik papier 1] als het gewicht van het papier zich tussen de 128 g/m2 (34 lb. bankpost) en 169 g/m2 (92 lb. index) bevindt.
Selecteer [Dik papier 2] als het gewicht van het papier zich tussen de 170 g/m2 (65 lb. kaft) en 249 g/m2 (90 lb. kaft) bevindt.
Selecteer [Dik papier 3] als het gewicht van het papier zich tussen de 250 g/m2 (140 lb. index) en 300 g/m2 (110 lb. kaft) bevindt.
Specificeer het papierformaat en druk vervolgens tweemaal op [OK].
Plaats de originelen en druk vervolgens op de toets [Start].
![]()
Afdrukken op dik papier kan langzamer zijn dan afdrukken op gewoon papier.
Om papierstoringen te voorkomen moet u het papier losschudden voordat u het op de lade plaatst.
Wanneer u [Dik papier 2] of [Dik papier 3] geselecteerd hebt in "Papiertype", dan kunnen de kopieën niet met de bedrukte zijde naar beneden worden afgeleverd.