U kunt via computers op het netwerk bladeren om naar de bestemmingsmap te zoeken en vervolgens het pad opgeven.
Druk op [Handm. inv.].
Druk op [SMB].
Druk op [Blad. door netwerk] onder het veld met de padnaam.
De domeinen of werkgroepen op het netwerk worden weergegeven.
Selecteer het domein of de werkgroep waarin de bestemmingsmap zich bevindt.
Selecteer de clientcomputer waar de bestemmingsmap is.
Druk op [Een niveau omhoog] als u de gewenste computer niet kunt vinden en blader in dat niveau.
Als verificatie vereist is voor toegang tot de geselecteerde computer, wordt het verificatiescherm weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in voor verificatie.
Selecteer de bestemmingsmap.
Als de geselecteerde map sub-mappen heeft, verschijnt het overzicht van de sub-mappen.
Druk op [Een niveau omhoog] als u de bestemmingsmap niet kunt vinden en zoek vervolgens naar de map op dit niveau.
Druk twee keer op [OK].
Als verificatie vereist is voor toegang tot de map, wordt het inlogscherm weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Als u het protocol wijzigt nadat u het pad, de gebruikersnaam of het wachtwoord heeft ingevoerd, verschijnt er een bevestigingsbericht.
Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven.
Er kunnen maximaal 100 computers of gedeelde mappen worden weergegeven.
Het is mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen leesrechten heeft voor de gedeelde map of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf.
U kunt het pad naar de bestemming in het adresboek van het apparaat registreren. Zie "Het pad naar de geselecteerde bestemming in het adresboek registreren" voor meer informatie.
Als “Kan het specifieke pad niet vinden. Controleer a.u.b. de instellingen.” op het scherm verschijnt, raadpleegt u Problemen oplossen.