HandleidingenInhoudVorigeVolgende |
In dit onderdeel wordt de procedure beschreven voor het registreren, wijzigen en verwijderen van Faxbestemmingen.
Door een faxbestemming te registreren, hoeft u de faxnummers niet steeds opnieuw in te voeren en kunt u documenten die in de faxfunctie zijn gescand, verzenden.
U kunt gemakkelijk een faxbestemming selecteren als u "Naam" en "Toetsdisplay" registreert voor de faxbestemming.
U kunt faxbestemmingen als een groep registreren. Raadpleeg "Faxbestemming" voor meer informatie over het registreren van een groep.
U kunt faxbestemmingen registreren door ze vanuit de herkiesfunctie te selecteren.
Geregistreerde Faxnummers kunnen worden gebruikt als Faxnummer van de afzender.
Er zijn twee typen faxbestemmingen, zoals hieronder getoond:
Faxbestemming
Selecteer deze optie om een fax over het telefoonnetwerk te versturen.
IP-Fax
Selecteer deze optie om een fax over een TCP/IP-netwerk te versturen.
U kunt de fax niet versturen naar een machine op een ander netwerk, wanneer dat netwerk is afgeschermd met een firewall.
U kunt de volgende items in een faxbestemming programmeren:
Faxnummer
Hiermee registreert u het faxnummer van de bestemming. Een faxnummer kan uit maximaal 128 cijfers bestaan. U moet alle cijfers in het nummer invoeren.
SUB-code
Door een SUB-code te registreren, kunt u Vertrouwelijke verzending gebruiken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkbare functie ondersteunen, genaamd "SUB-code" Zie de Faxhandleiding.
SEP-code
Door het registreren van een SEP-code kunt u Pollingontvangst gebruiken om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Pollingontvangst ondersteunen. Zie de Faxhandleiding.
Lijn
Als de optionele extra G3-interface-eenheid geïnstalleerd is, kunt u per bestemming het lijntype selecteren.
Internationale TX modus
Wanneer de internationale TX modus wordt ingesteld op [Aan] verzendt het apparaat nauwkeuriger op een lagere transmissiesnelheid. De communicatietijd wordt echter langer.
Faxkoptekst
U kunt ervoor kiezen om een faxkoptekst op faxberichten af te drukken die anderen ontvangen.
De standaardwaarde is "1e naam".
Label invoegen
Gebruik Label toevoegen om informatie af te drukken zoals de bestemmingsnaam op het vel dat op de bestemming wordt afgedrukt.
Gegevens worden als volgt afgedrukt:
Bestemmingsnaam
De bestemmingsnaam die is ingesteld in [Faxbestemming] wordt afgedrukt met "Aan" ervoor bovenaan het vel.
Standaardbericht
Een geregistreerde zin bestaande uit twee regels die wordt afgedrukt onder "Bestemmingsnaam".
Om deze functie te gebruiken moet u Label invoegen instellen op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert, en tevens op [Label invoegen] drukken wanneer u faxdocumenten verzendt.
De faxkoptekst en het label invoegen worden ook afgedrukt als wordt verzonden met e-mail met behulp van de faxfunctie.
U kunt een standaardbericht programmeren dat afwijkt van de berichten die in het apparaat zijn geregistreerd.
Zie de faxhandleiding.
U kunt de volgende items in een IP-faxbestemming programmeren:
IP-Fax
Registreer de IP-faxbestemming. U kunt de naam registreren met maximaal 128 tekens. U moet deze instelling invoeren wanneer u IP-fax gebruikt.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
SUB-code
Door een SUB-code te registreren, kunt u Vertrouwelijke verzending gebruiken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkbare functie ondersteunen, genaamd "SUB-code" Zie de Faxhandleiding.
SEP-code
Door het registreren van een SEP-code kunt u Pollingontvangst gebruiken om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Pollingontvangst ondersteunen. Zie de Faxhandleiding.
Protocol selecteren
Selecteer het protocol voor de IP-faxverzending.
Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.