Koptekst overslaan
 

Wanneer de IEEE 802.11-interface-eenheid geïnstalleerd is

Let op het volgende wanneer u de IEEE 802.11-interface op het netwerk gebruikt.

Wanneer u de wireless LAn-interface op het netwerk gebruikt, let dan op het volgende:

Wanneer u het apparaat verplaatst

Maak de antennes los wanneer u het apparaat lokaal verplaatst.

Nadat u het apparaat hebt verplaatst, sluit u de antennes weer aan. Let daarbij op het volgende:

  • De antennes mogen niet gehinderd worden door obstakels.

  • Er moet 40 tot 60 mm ruimte tussen de antennes zitten, zodat ze elkaar niet aanraken.

  • Het deksel van de glasplaat en de automatische documentinvoer (ADF) mogen de antennes niet raken.

Als de radio-omgeving slecht is in het netwerkgebied

Wanneer de omstandigheden van de radiogolven slecht zijn, is het mogelijk dat het netwerk niet functioneert als gevolg van onderbroken of mislukte verbindingen. Wanneer u het signaal van de wireless LAN en het toegangspunt controleert, volg dan de onderstaande procedure om de situatie te verbeteren:

  • Plaats het toegangspunt dichter bij het apparaat.

  • Zorg dat er zich geen obstakels bevinden tussen het toegangspunt en het apparaat.

  • Verplaats apparaten die radiogolven genereren, zoals microgolven, uit de buurt van het apparaat en het toegangspunt.

Opmerking

  • Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor meer informatie over goede omstandigheden voor radiogolven voor het toegangspunt.