Koptekst overslaan
 

Een NCP-map registreren

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een NCP-map registreert.

1Druk op de toets [Gebruikerstools/Teller].

2Druk op [Systeeminstellingen].

Schermafbeelding Bedieningspaneel

3Druk op [Beheerdertoepas.].

4Druk op [Adresboekmanagement].

5Controleer of [Progr./Wijz.] geselecteerd is.

6Druk op de naam die u wilt registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.

U kunt zoeken op basis van geregistreerde naam, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.

7Druk op [Verif. Info] en vervolgens op [Pijl-omlaagVolgende].

Schermafbeelding Bedieningspaneel

8Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie".

Wanneer [Niet opgeven] wordt geselecteerd, zijn de NCP-gebruikersnaam en het NCP-wachtwoord dat u hebt opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden] van de instellingen voor Bestandsoverdracht van toepassing. Raadpleeg "Bestandsoverdracht" voor meer details.

9Druk op [Wijzigen] onder "Log-in Gebruikersnaam".

10Voer de log-in gebruikersnaam in en klik vervolgens op [OK].

11Druk op [Wijzigen] onder "Log-in Wachtwoord".

12Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].

13Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].

14Druk op [Map].

15Druk op [NCP].

Schermafbeelding Bedieningspaneel

16"Verbindingstype" selecteren.

Als u een map in een NDS-boomstructuur wilt opgeven, druk dan op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, druk dan op [Bindery].

Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [NDS], voer dan de gebruikersnaam in, gevolgd door de naam van de context waar het gebruikersobject zich bevindt. Als de gebruikernaam "gebruiker" is en de contextnaam "context", voer dan "gebruiker.context" in.

17Geef het pad op.

Raadpleeg "De NCP-map handmatig lokaliseren" om het pad handmatig op te geven.

Voor meer informatie over hoe u het pad opgeeft met Bladeren door netwerk, raadpleegt u "De NCP-map lokaliseren met Bladeren door netwerk".

18Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld.

19Druk op [Afsluiten].

20Druk op [OK].

21Druk op [Afsluiten].

22Druk op de toets [Gebruikerstools/Teller].

Opmerking

  • Zie "Namen registreren" om de naam te registreren.

  • U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam.

  • U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord.

  • Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map te lokaliseren door op het netwerk te zoeken.

  • Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.