![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Open het scherm [Printers] in [Bedieningspaneel] in het menu [Start].
Het scherm [Printers] wordt geopend.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gaan gebruiken en klik op [Eigenschappen].
De printereigenschappen worden weergegeven.
Klik op het tabblad [Poort] en vervolgens op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poortconfiguratie] wordt weergegeven.
Voor TCP/IP kunt u een timeoutinstelling configureren.
Voor IPP kunt u gebruikers-, proxy- en timeoutinstellingen configureren.
Voor informatie over deze instellingen, zie DeskTop Binder-SmartDevice-Monitor for Client Help.