![]() ![]() ![]() | ![]() | ![]() | |
![]() | |||
![]() | |||
![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() | ![]() ![]() ![]() |
Volg de onderstaande procedure om de SmartDeviceMonitor for Client-instellingen te wijzigen zoals TCP/IP time-out, herstel/parallel afdrukken en printergroepen.
Windows 95/98:
Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers].
Het venster [Printers] verschijnt.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Details] en klik vervolgens op [Poortinstellingen].
Het dialoogvenster [Poortinstellingen] verschijnt.
Windows 2000 / Windows NT 4.0:
Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers].
Het venster [Printers] verschijnt.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Poorten] op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Configuratie] verschijnt.
Windows XP, Windows Server 2003 / 2003 R2:
Klik in het menu [Start] op [Printers en Faxen].
Het venster [Printers en Faxen] verschijnt.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Poorten] en vervolgens op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poort configureren] verschijnt.
Windows Vista:
Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel].
Het venster [Bedieningspaneel] verschijnt.
Klik op [Printer].
Het venster [Printers] verschijnt.
Klik met de rechter muisknopop het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Eigenschappen].
Klik op het tabblad [Poorten] en vervolgens op [Poort configureren].
Het dialoogvenster [Poortconfiguratie:] verschijnt.
Voor TCP/IP kunt u time-outinstellingen configureren.
Voor IPP kunnen gebruikers- en time-outinstellingen worden geconfigureerd.
Als geen instellingen op het tabblad [Herstel/Parallel afdrukken] beschikbaar zijn, volgt u de onderstaande procedure.
Klik op [Annuleren] om het dialoogvenster [Poortconfiguratie] te sluiten.
Start SmartDeviceMonitor for Client, en klik vervolgens met de rechtermuisknopop het SmartDeviceMonitor for Client pictogram in de taakbalk.
Ga naar [Eigenschappen] en klik vervolgens op [Instellingen van uitgebreide functies].
Selecteer het vakje [Stel Herstel/Parallel afdrukken in voor elke poort].
Klik op [OK] om het dialoogvenster [Instellingen van uitgebreide functies] te sluiten.
Raadpleeg voor meer informatie over de instellingen "SmartDeviceMonitor for Client gebruiken", Netwerkhandleiding, of de Help-functie van SmartDeviceMonitor for Client.