De omgevingsinstellingen opgeven in overeenstemming met de locatie van het apparaat
Specificeer [Omgevingsinstelling] in [Instellingen]
[Apparaateigenschappen]
[Onderhoud].
Toegestane bereik van temperatuur en vochtigheid
Het apparaat gebruikt de temperatuursensor om de instellingen automatisch geschikt te maken voor de temperatuur en vochtigheid van de locatie waar het apparaat is geplaatst.
Het witte gebied in de onderstaande grafiek geeft het toegestane bereik voor de temperatuur en vochtigheid van het apparaat weer. Wanneer u het apparaat gebruikt in een omgeving binnen het witte gebied, dan hoeft u de fabrieksinstellingen [Automatische regeling] niet aan te passen.

Wanneer u het apparaat in een omgeving binnen A, B, C, of D, gebruikt, dan moet u de items in overeenstemming met de onderstaande tabel aanpassen. A, B, C, en D vallen namelijk buiten het toegestane bereik voor de temperatuur en vochtigheid.
Omgeving | Item |
|---|---|
Gebied A | [Omgeving A] |
Gebied B | [Omgeving B] |
Gebied C | [Omgeving C] |
Gebied D | [Omgeving D] |
Wanneer tonerstof voorkomt op afdrukken in gebied A | [Speciaal 1] |
Wanneer witte vlekken voorkomen op afdrukken in gebied D | [Speciaal 2] |
Toegestane bereik | [Automatische regeling]*1 |
*1 Het apparaat stelt zichzelf automatisch in met behulp van de temperatuursensor.
Druk op [Instellingen] in het Home-scherm.
Druk op [Apparaateigenschappen]
[Onderhoud]
[Omgevingsinstelling].

Selecteer een item op basis van de omgeving en druk op [OK].

Druk op [Home] (
) na het uitvoeren van de aanpassing.