![]()
Voor meer informatie over de optionele eenheden die voor deze functie zijn vereist, zie Apparaatbeheer.
Open het af te drukken document.
Selecteer [Print] in het menu [File].
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
Selecteer [Printer Features] in het pop-upmenu.
Selecteer [Afwerken] in "Feature Sets:".
Selecteer [Perfect Binding] in "Perfect Bind/Ring Bind/Dub. met. ringb.:".
Selecteer een inbindpositie in "Positie Perfect Binding:".
Selecteer een bronlade in "Invoerlade voor inbinden:".
Selecteer een afdrukpositie in "Afbeeldingspositie (langs inbindrand):".
Selecteer een afdrukpositie in "Afbeeld.positie (haaks op inbindrand):".
Om Perfect Binding op een voor-/achterblad toe te passen, selecteert u een afdrukzijde in "Voor-/achterblad Perfect Binding afdr.:".
Als u een voor-/achterblad heeft dat moet worden bedrukt, pas dan de afdrukpositie van het voor-/achterblad aan door de mate van verschuiving van de afbeelding naar het midden op te geven in "Positie voor-/acht.blad (langs inb.rand):" en "Pos. voor-/acht.blad (haaks op inb.rnd):".
Selecteer een bijsnijdtype in "Perfect Binding snijdopties:".
Als u [Snijkant snijden (afwerkformaat specificeren)] of [3 randen snijden (afwerkformaat specificeren)] hebt geselecteerd voor "Perfect Binding snijdopties:", selecteer dan een afwerkformaat in "Afwerkformaat Perfect Binding:".
Als u [3 randen snijden (afwerkformaat specificeren)] voor "Perfect Binding snijdopties:" hebt geselecteerd, selecteer dan de mate van verschuiving van de snijdpositie langs de inbindrand van "Afwerkformaat (langs inbindrand):".
Als u [Snijkant snijden (marge specificeren)] of [3 randen snijden (marges specificeren)] voor "Perfect Binding snijdopties:" heb geselecteerd, geef dan op hoeveel moet worden bijgesneden in "Snijpositie aanpassen (bovenrand):", "Snijpositie aanpassen (onderrand):" of "Snijpositie aanpassen (snijkant):".
Druk het document af met behulp van de afdrukfunctie in de standaardapplicatie van het origineel.