GebruikershandleidingIM C2000/C2500/C3000/C3500/C4500/C5500/C6000 series

Basisprocedure voor het kopiëren van documenten

Plaats het origineel op de glasplaat of in de automatische documentinvoer (ADF) om een kopie te maken.

Belangrijk

  • Als de vorige instelling nog actief is, drukt u op [Resetten] voordat u gaat kopiëren.

1Druk op [Kopie] op het Home-scherm.

Afbeelding van bedieningspaneel

3Selecteer de kleurmodus op het scherm Kopie.

Afbeelding van bedieningspaneel

4Druk op [+] of [-] in [Aantal] om het aantal kopieën op te geven.

Afbeelding van bedieningspaneel

U kunt dit aantal invoeren met behulp van het toetsenbord nadat u op [Aantal] of een cijfer heeft geklikt.

5Druk op [Papier selecteren] en selecteer indien nodig het te gebruiken papier.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Wanneer u [Automatisch papier selecteren] selecteert, wordt het papier dat geschikt is voor het origineel automatisch geselecteerd. Wanneer de richtingen van het origineel en het papier in de papierlade niet overeenkomen, draait het apparaat de gekopieerde afbeelding automatisch 90 graden. De gekopieerde afbeelding kan echter mogelijk niet worden gedraaid, afhankelijk van de instellingen of de typen afwerking, bijvooreeld nieten of perforeren.

  • Als het formaat van het origineel niet goed kan worden gedetecteerd of als u een kopie maakt op papier met een speciaal formaat, dient u aan te geven in welke lade het te gebruiken papier is geplaatst.

6Druk op [Starten].

  • Wanneer het selectievakje [Controleer de origineelrichting telkens nadat u op Starten heeft gedrukt] is ingeschakeld in [Selecteer de origineelrichting], wordt het onderstaande scherm weergegeven. Selecteer indien nodig de richting van het origineel. Als u deze optie niet altijd wilt gebruiken, dan maakt u dit vakje leeg.

Afbeelding van bedieningspaneel
  • Wanneer u het origineel in de ADF plaatst, wordt de procedure van het kopiëren van het origineel gestart.

  • Wanneer u het origineel op de glasplaat plaatst, wordt de kopieerprocedure gestart volgens de ingestelde inhoud. Als u een kopie van de tweede pagina of de achterkant van het origineel wilt maken, plaatst u het origineel op de juiste manier op de glasplaat en drukt u vervolgens op [Starten]. Druk indien nodig op [Scan. volt.] nadat alle originelen zijn gescand volgens de ingestelde inhoud.

Opmerking

  • Originelen die worden gescand wanneer er geen papier is geplaatst of nadat er een fout is opgetreden, worden automatisch gekopieerd zodra het apparaat gereed is om te kopiëren.

Een kopieertaak reserveren tijdens het uitvoeren van een andere kopieertaak

Wanneer [Reserveren] wordt weergegeven op het uitvoeringsscherm van de huidige kopieertaak, kunt u het origineel van een andere kopieertaak scannen om deze uit te voeren nadat de huidige taak is voltooid (Vooraf ingestelde taak).

U kunt reserveringen maken voor maximaal acht taken in de functies Kopieerapparaat en Documentserver.

Belangrijk

  • Deze functie is beschikbaar op apparaten die voorzien zijn van RICOH Always Current Technology v1.1 of hoger.

1Druk op [Reserveren] op het uitvoeringsscherm van een kopieertaak.

Afbeelding van bedieningspaneel

2Plaats een nieuw te scannen origineel op het apparaat.

Een origineel op de scanner plaatsen

4Druk op [ReserverenStarten].

Het apparaat begint met het scannen van het geplaatste origineel.

Nadat de huidige kopieertaak is voltooid, wordt de gereserveerde kopieertaak automatisch gestart.

Opmerking

  • U kunt het scherm Taakbevestiging weergeven door op [Taakbevestiging] te drukken. U kunt de gereserveerde taak verwijderen of een voorbeeld van de afbeelding bekijken op het scherm.

De huidge kopieertaak onderbreken om een ander origineel te kopiëren

Als [Onderbreken] wordt weergegeven op het verwerkingsscherm, kunt u de huidige kopieertaak pauzeren en een ander origineel kopiëren (modus Onderbreken mode).

Belangrijk

  • Deze functie is beschikbaar op apparaten die voorzien zijn van RICOH Always Current Technology v1.2 of hoger.

1Druk op [Onderbreken] op het uitvoeringsscherm van een kopieertaak.

Afbeelding van bedieningspaneel

2Verwijder het origineel dat wordt gekopieerd wanneer de kopieertaak stopt.

3Plaats een nieuw te scannen origineel op het apparaat.

Een origineel op de scanner plaatsen

5Druk op [Starten].

6Wanneer de modus Onderbreken is afgelopen, verwijdert u het origineel en de kopie.

7Druk op [Onderbreken].

8Stel de rest van het origineel dat gekopieerd moest worden in voor de modus Onderbreken en druk op [OnderbrekenStarten].

Opmerking

  • U kunt de modus Onderbreken niet gebruiken tijdens het scannen van het origineel van een fax.

  • U kunt de modus Onderbreken niet gebruiken in de stapelmodus tijdens het kopiëren in de stapelmodus.