In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe u het apparaat kunt aansluiten volgens de netwerkomgeving.

USB-hostinterface
Poort voor het aansluiten van een USB-interfacekabel of USB-interfaceapparaat
Gebruik deze interface om het apparaat aan een kaartverificatieapparaat, extern toetsenbord of Bluetooth te verbinden.
USB 2.0 [Type B]-poort
Poort om de USB 2.0 [type B]-interfacekabel op aan te sluiten.
Met deze interface kunt u met het apparaat afdrukken via de USB-verbinding.
Het andere uiteinde van de USB-kabel moet aangesloten worden op de uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel).
Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.
Ethernet-poort
Poort voor het gebruik van de 100BASE-TX- of 10BASE-T-kabel.
Gebruik deze interface om het apparaat op een netwerk aan te sluiten.
Als u een Ethernet-interfacekabel wilt die 1000BASE-T ondersteunt, neemt u contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger.
IEEE 1284-poort (optioneel)
Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel
Draadloze LAN-poort (optioneel)
Poort voor het gebruik van draadloos LAN
Uitgebreide USB-poort van de USB-apparaatserver (optioneel)
Poort om de meegeleverde USB-interfacekabel op aan te sluiten
Het andere uiteinde van de USB-kabel dient aangesloten te worden op de USB 2.0-poort [Type B].
Sluit deze kabel alleen op het apparaat aan.
![]()
Sleuf A kan slechts één module bevatten: U kunt op deze sleuf slechts één IEEE-1284 interfacekaart, één draadloze LAN interface-eenheid of één optionele USB-apparaatserver tegelijk aansluiten.
U kunt de Ethernet-poort en draadloze LAN interface-eenheid niet tegelijkertijd gebruiken. Als de optionele draadloze LAN interface-eenheid is geïnstalleerd, moet u onder [Interface-instellingen] bij [Systeeminstellingen] het [LAN-type] instellen op [Draadloos LAN].
De Bluetooth interface-eenheid en de draadloze LAN interface-eenheid kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Verwante onderwerpen
De Ethernet-interfacekabel aansluiten