Vorige
Pas de beeldpositie en vergroting op zijde 2 aan zodat deze overeen komen met die op zijde 1.
Om de volgende instellingen aan te passen, dient u eerst het type papier dat gebruikt wordt als aangepast papier te registreren. Voor meer informatie over de registratie van aangepast papier, zie Voorbereiding.
Afstelmethode
Druk vanaf de meegeleverde CD het bestand af van het formaat dat overeen komt met de afmeting van het papier waarvoor de beeldpositie moet worden aangepast. Druk het formaat continu af op beide zijden van 10 vellen.
Gebruik het 6e vel onder de geprinte kopieën voor de afstelling.
Controleer door middel van visuele inspectie van het 4e, 5e en 6e vel of de foutieve uitlijning op zijde 1 en 2 bijna hetzelfde is.
Als niet, pas dan de foutieve uitlijning aan volgens de gebruikelijke methode.
Pas bij [Geavanceerde instellingen] 1104: [Kloof afbeeldingspositie] voor het vooraf ingestelde geregistreerde aangepaste papier de volgende instellingen aan zodat de afbeeldingspositie overeenkomt met de afbeeldingspositie op zijde 1.
[Haaks op invoer] van [Afbeeldingspositie: Zijde 2]
[Langs invoer] van [Afbeeldingspositie: Zijde 2]
[Haaks op invoer] van [Afbeeldingsvergroting: Zijde 2]
[Langs invoer] van [Afbeeldingsvergroting: Zijde 2]
Aanpassen van de afbeeldingspositie in de verticale en de horizontale richting
<Over invoerrichting>
Aanpassen van de middellijn (A) op zijde 2 om overeen te komen met de middellijn (B) op zijde 1
Bij [Geavanceerde instellingen] voor het aangepaste papier dat u gebruikt, selecteert u 1104: [Kloof afbeeldingspositie] en past u de waarde bij [Haaks op invoer] van [Afbeeldingspositie: Zijde 2] aan.
Druk op [+] om het beeld naar de bovenkant te verplaatsen.
Druk op [-] om het beeld naar de onderkant te verplaatsen.
<Langs invoerrichting>
Aanpassen van het beeld (A) aan de bovenrand van het papier op zijde 2 om overeen te komen met het overeenkomstige beeld (B) op zijde 1
Bij [Geavanceerde instellingen] voor het aangepaste papier dat u gebruikt, selecteert u 1104: [Kloof afbeeldingspositie] en past u de waarde bij [Langs invoer] van [Afbeeldingspositie: Zijde 2] aan.
Druk op [+] om het beeld naar links (onderrand) te verplaatsen.
Druk op [-] om het beeld naar rechts (bovenrand) te verplaatsen.
Aanpassen van de vergroting in de verticale en horizontale richting
<Over invoerrichting>
Aanpassen van de vergroting om de lengte tussen de pijlen (A) aan de bovenrand van het papier op zijde 2 overeen te laten komen met de lengte tussen de pijlen (B) op zijde 1
Bij [Geavanceerde instellingen] voor het aangepaste papier dat u gebruikt, selecteert u 1104: [Kloof afbeeldingspositie] en past u de waarde bij [Haaks op invoer] van [Afbeeldingsvergroting: Zijde 2] aan.
Druk op [+] om de schaal te vergroten.
Druk op [-] om de schaal te verkleinen.
De instelwaarde wordt gelijkmatig zowel naar boven als naar beneden toegepast.
Verhoog, om A3 in te voeren met zijn korte zijde parallel aan de invoerrichting van het papier, de waarde met 0,025% om het beeld met ongeveer 0,1 mm te verplaatsen.
<Langs invoerrichting>
Aanpassen van de vergroting om de positie van de pijl (A) aan de onderrand van het papier op zijde 2 overeen te laten komen met de positie van de pijl (B) op zijde 1
Bij [Geavanceerde instellingen] voor het aangepaste papier dat u gebruikt, selecteert u 1104: [Kloof afbeeldingspositie] en past u de waarde bij [Langs invoer] van [Afbeeldingsvergroting: Zijde 2] aan.
Druk op [+] om de schaal te vergroten.
Druk op [-] om de schaal te verkleinen.
Verhoog, om A3 in te voeren met zijn lange zijde parallel aan de invoerrichting van het papier, de waarde met 0,025% om het beeld met ongeveer 0,07 mm te verplaatsen.
