Voor u het apparaat configureert, dient u na te gaan of de beheerdersverificatie correct is geconfigureerd onder "Beheerdersverificatiebeheer".
Log in als apparaatbeheerder via het bedieningspaneel.
Druk op [Systeeminstellingen].
Druk op [Beheerderstoepassingen].
Druk tweemaal op [
].
Druk op [Gebruikersverificatiebeheer].

Selecteer [Basisverificatie].
Druk op [Verificatie-informatie] voor "Basisverificatie".
Selecteer de apparaatfuncties die u wilt toestaan.

De functies die u hier selecteert, worden de standaardinstellingen voor Basisverificatie die zullen worden toegekend aan alle nieuwe gebruikers van het Adresboek.
Voor meer informatie over het specificeren van beschikbare functies voor personen of groepen, zie Beschikbare functies beperken.
Druk op [
] en druk vervolgens op [Verif. afdruktaak].
Selecteer het niveau “Verif. afdruktaak”.
Voor een beschrijving van de verschillende niveaus van printertaakverificatie, zie Printertaakverificatie.
Als u [Compleet] of [Simpel (Alles)] selecteert, ga dan verder met stap 14.
Als u [Eenvoudig (Bep.)] selecteert, ga dan door naar stap 11.
Druk op [Wijzig limietbereik].
Geef het bereik op waarbinnen [Eenvoudig (Bep.)] moet worden toegepast op "Verif. afdruktaak".

U kunt het bereik van het IPv4-adres opgeven waarbinnen deze instelling moet worden toegepast.
Druk op [Afsluiten].
Druk op [OK].
Druk op [Uitlog.].
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Als u op [OK] klikt, wordt u automatisch uitgelogd.