De beheerder beheert de gebruikerstoegang tot het apparaat en verscheidene andere belangrijke functies en instellingen.
Wanneer een beheerder toegangsbeperkingen en instellingen beheert, moet eerst de beheerder van het apparaat worden geselecteerd en moet de verificatiefunctie worden ingeschakeld voordat het apparaat wordt gebruikt. Wanneer u de verificatiefunctie inschakelt, zijn de log-in gebruikersnaam en het log-in wachtwoord vereist om het apparaat te kunnen gebruiken. De beheerderstaken voor dit apparaat zijn onderverdeeld in 4 categorieën aan de hand van hun functie: gebruikersbeheerder, apparaatbeheerder, netwerkbeheerder en bestandsbeheerder. Op dit apparaat worden alle beheerdersrechten echter toegewezen aan slechts één beheerder (1 persoon). U kunt tevens een supervisor opgeven die het beheerderswachtwoord vervolgens kan wijzigen.
De beheerder kan geen functies gebruiken zoals kopiëren en afdrukken. Om deze functies te gebruiken, dient de beheerder als gebruiker geverifieerd te zijn.
Voor instructies over het registreren van de beheerder, zie De beheerder registreren en wijzigen, en voor instructies over het wijzigen van het wachtwoord van de beheerder, zie Supervisor. Voor meer informatie over gebruikers, zie Gebruikers.